Linker knipperlicht of linker parkeerlicht
2
(contact uitgeschakeld).
Het grootlicht inschakelen: controlelamp-
3
je
brandt in het instrumentenpaneel.
Het grootlichtsignaal wordt ingeschakeld
4
door te trekken aan de hendel. Controle-
lampje
brandt.
Zet de hendel in de ruststand om de betref-
fende functie in te schakelen.
Comfortlichten
Beweeg de hendel met ingeschakeld contact
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal.
De comfortknipperlichten kunnen worden in-
en uitgeschakeld in het infotainmentsysteem
via de functietoets
> Exterieur > Licht >
›››
Comfortknipperen
pag.
Bij wagens die niet over het betreffende menu
beschikken, kan de functie worden gedeacti-
veerd in een gespecialiseerde werkplaats.
Parkeerlicht
Het parkeerlicht brandt alleen bij uitgescha-
keld contact. Als het licht is ingeschakeld,
klinkt er een akoestisch signaal zolang het
bestuurdersportier is geopend.
Contact uitschakelen.
●
Hendel omhoog- of omlaagdrukken.
●
114
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is,
gaan het stadslicht voor en een deel van het
achterlicht aan de desbetreffende zijde van
de wagen branden.
Parkeerlicht aan beide zijden
Contact uitschakelen.
●
Druk op de knop
●
ren.
De wagen van buitenaf vergrendelen.
●
Hierbij worden uitsluitend het stadslichten in
beide koplampen en de achterlichten ge-
deeltelijk ontstoken.
ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de knipperlichten, het
niet gebruiken of het vergeten uit te scha-
kelen daarvan kan andere weggebruikers in
verwarring brengen. Dit kan ernstige onge-
89.
vallen tot gevolg hebben.
Geadviseerd wordt om tijdig het knipper-
●
licht te activeren als u van rijstrook wilt wis-
selen, inhalen of afslaan.
Direct na het wisselen van rijstrook, inha-
●
len of afslaan moet u het knipperlicht
deactiveren.
ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
ongevallen en ernstig letsel veroorzaken.
Bedienen
om
te selecte-
Het grootlicht kan andere bestuurders af-
leiden en verblinden.
Let op
Als u bij ingeschakeld knipperlicht het
●
contact uitschakelt, klinkt er een waar-
schuwingssignaal zolang het bestuurder-
sportier geopend is. Dat herinnert u eraan
de knipperlichten uit te schakelen, tenzij u
het parkeerlicht juist wilt hebben ingescha-
keld.
Indien de comfortknipperlichten in werk-
●
ing zijn (driemaal knipperen) en het com-
fortknipperlicht van het tegenoverliggende
deel wordt geactiveerd, dan stopt het ac-
tieve deel met knipperen en knippert het
licht slechts eenmaal in het nieuwe deel
dat is geselecteerd.
Het knipperlicht werkt alleen bij inge-
●
schakeld contact. De alarmlichten werken
ook wanneer het contact is uitgeschakeld.
Als een knipperlicht op de aanhanger de-
●
fect is, gaat het controlelampje (knipper-
lichten op aanhanger) knipperen op dub-
bele frequentie dan normaal in de wagen.
Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
●
dimlicht worden aangezet.
Bij koude of vochtige weersomstandighe-
●
den kunnen de koplampen, achterlichten
en knipperlichten tijdelijk beslagen zijn aan
de binnenzijde. Dit is een normaal ver-
schijnsel en heeft totaal geen invloed op