Gaat geel branden
Controleer zo snel mogelijk het motoroliepeil.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid olie bij
302.
Knippert geel
Storing in de oliepeilsensor.
Ga naar de werkplaats van een officiële dealer voor
reparatie. Veiligheidshalve het oliepeil elke keer bij
het tanken controleren.
ATTENTIE
›››
Veiligheidsaanwijzingen
in Waarschu-
wings- en controlelampjes op pag. 84
acht nemen.
Motoroliepeil controleren
Oliepeilstok.
Afb. 183
Controleren en bijvullen
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
›››
pag.
Oliepeil controleren
De wagen in horizontale stand parkeren.
–
De motor kort stationair laten draaien en
–
uitzetten wanneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
Ca. twee minuten wachten.
–
Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
–
Oliepeilstok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen.
in
Vervolgens de oliepeilstok er weer uittrek-
–
ken en het oliepeil controleren
Indien nodig motorolie bijvullen.
De olie moet een spoor achterlaten tussen de
gebieden
en
. Ze mag niet voorbij het
A
C
gebied
komen.
A
Gebied
: geen olie toevoegen.
●
A
Gebied
: er kan olie worden bijgevuld,
●
B
maar het peil moet in dit gebied blijven.
Gebied
: olie bijvullen tot het gebied
●
B
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van de
wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000 km
bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer kan
het verbruik hoger liggen. Het motoroliepeil
moet daarom regelmatig worden gecontro-
leerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken en
vóór langere ritten.
ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de mo-
torruimte dienen met de nodige voorzich-
tigheid uitgevoerd te worden.
Let vóór alle werkzaamheden in het mo-
●
torcompartiment op de waarschuwingen
›››
pag.
297.
VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied
bevindt, de motor niet starten. Dit kan
schade aan de motor en de katalysator tot
gevolg hebben. Een Technische Dienst
›››
afb.
183.
raadplegen.
.
B
A
301