Andere instellingen uitvoeren
Verder wordt de Travel Assist bediend zoals
›››
de ACC
pag.
232.
Problemen en oplossingen
De Travel Assist is niet beschikbaar of
functioneert niet zoals verwacht
Het controlelampje gaat geel branden. Er
verschijnt bovendien een bericht op het dis-
play van het instrumentenpaneel.
Er is een storing in de sensoren. Kijk naar de
●
oorzaken en oplossingen die worden voorge-
steld in de hoofdstukken van de ACC
›››
231
of de Lane Assist
pag.
242.
De limieten van het systeem worden over-
●
schreden.
Indien de storing zich blijft voordoen, ga
●
dan naar een gespecialiseerde werkplaats.
Neem de controle over de besturing
of
over
Het waarschuwingslampje gaat wit of rood
branden, naargelang de dringendheid van de
ingreep. Ook wordt er een bericht getoond.
Het stuur werd enkele seconden losgelaten.
●
Neem het stuur vast om de controle weer
over te nemen.
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De limieten van het systeem zijn bereikt.
●
Neem het stuur vast om de controle weer
over te nemen.
De Travel Assist wordt automatisch uitge-
schakeld
Wagens zonder noodhulpsysteem (Emergen-
cy Assist): Het stuur werd lange tijd losgela-
ten.
Abnormale werking. Raadpleeg een gespe-
●
cialiseerde werkplaats.
De regeling wordt onverwacht onderbro-
ken
Wagens zonder ondersteunde rijstrookwisse-
›››
pag.
ling: Het knipperlicht werd ingeschakeld.
Noodhulpsysteem (Emergen-
cy Assist)
Werking
Het noodhulpsysteem (Emergency Assist) kan
vaststellen of de bestuurder niet actief is en
kan de wagen binnen zijn rijstrook houden of
zo nodig volledig tot stilstand brengen. Op
die manier kan het systeem actief helpen om
een ongeval te voorkomen of de gevolgen er-
van te beperken.
Het noodhulpsysteem gebruikt dezelfde sen-
soren als de automatische afstandsregeling
(ACC) en de rijstrookassistent (Lane Assist).
Lees daarom aandachtig de informatie over
›››
de ACC
pag. 229
en de Lane Assist
›››
pag.
240, en houd rekening met de daarin
vermelde beperkingen van de systemen en
de aanwijzingen.
Indien het noodhulpsysteem (Emergency As-
sist) detecteert dat de bestuurder geen enke-
le activiteit uitvoert, wordt hem/haar ge-
vraagd om de controle over het voertuig over
te nemen. Dit gebeurt aan de hand van opti-
sche en akoestische waarschuwingen, en
remschokken. De veiligheidsgordel wordt ge-
spannen (naargelang de uitrusting). Het sys-
teem remt de wagen en houdt hem binnen de
rijstrook.
U kunt op ieder moment de regeling annule-
ren door het stuur te bewegen, snel te acce-
lereren of te remmen.
Terwijl het noodhulpsysteem actief regelt,
worden de overige weggebruikers als volgt
gewaarschuwd:
Even later worden de noodknipperlichten
●
ingeschakeld.
De claxon klinkt (naargelang de snelheid).
●
Zodra de wagen is gestopt, gebeurt het vol-
gende:
De portieren worden ontgrendeld.
●
»
245