Machine instellen
3.6 Werkstuknulpunt meten
Opmerking
Gebruikersspecifieke instellingen
● "Instelringdiameter"
Voor het invoerveld "Diameter instelring" (diameter referentiestuk) kunnen voor parameters
afzonderlijke vaste waarden worden ingesteld voor elk meettasternummer
(kalibreerrecordnummer). Wanneer voor deze parameters al instellingen werden
ingevoerd, worden de opgeslagen waarden in het invoerveld "Diameter instelring"
weergegeven. Die kunnen echter niet worden gewijzigd.
● "Hoogte van het referentievlak in de aanzetas"
Voor het invoerveld "Hoogte van het referentievlak" kunnen voor parameters afzonderlijke
vaste waarden worden ingesteld voor elk meettasternummer (kalibreerrecordnummer).
Wanneer voor deze parameters al instellingen werden ingevoerd, worden de opgeslagen
waarden in het invoerveld "Hoogte referentievlak" weergegeven. Die kunnen echter niet
worden gewijzigd.
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
3.6.5
Kant instellen
Het werkstuk ligt parallel aan het coördinatensysteem op de werktafel. U meet een
referentiepunt in een van de assen (X, Y, Z).
Voorwaarde
Een gereedschap naar keuze is voor het krassen in de spil gemonteerd wanneer u het
werkstuknulpunt manueel wilt meten.
- OF -
Een elektronische werkstukmeettaster is in de spil gemonteerd en geactiveerd wanneer u het
werkstuknulpunt automatisch meet.
96
10.
Selecteer in het bedieningsbereik "Machine" de bedrijfsmodus "JOG" en
druk op de softkey "Nulp." werkst." en "Afijken meettaster".
Het venster "Afijken taster" wordt geopend.
11.
Druk op de softkey "Lengte".
12.
Voer het referentiepunt Z0 van het vlak in, bijvoorbeeld van het werkstuk
of van de machinetafel.
13.
Druk op de toets <CYCLE START>.
Het afijken wordt gestart.
Bij de lengte-afijking wordt de lengte van de werkstukmeettaster berekend
en in de gereedschapslijst ingevoerd.
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
Frezen