Procedure contourelementen invoeren
Frezen
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
1.
Het deelprogramma of het werkplan is geopend. Plaats de cursor op de
gewenste invoerpositie.
2.
Contourinvoer met contourondersteuning:
2.1
Druk de softkeys "Contourfrezen", "Contour" en "Nieuwe contour" in.
2.2
Voer in het geopende invoervenster een naam voor de contour in, bijv.
Contour_1.
Druk op de softkey "Overnemen".
2.3
Het invoervenster voor contourinvoer wordt geopend. Hier moet u eerst
een startpunt voor de contour opgeven. Die wordt in de linkse navigatie‐
balk weergegeven door het symbool "+".
Druk op de softkey "Overnemen".
3.
Voer de afzonderlijke contourelementen van de bewerkingsrichting in.
Selecteer via de softkey een contourelement.
Het venster "Rechte (bijv. X)" wordt geopend.
- OF
Het invoervenster "Rechte (bijv. Y)" wordt geopend.
- OF
Het invoervenster "Rechte (bijv. XY)" wordt geopend.
- OF
Het invoervenster "Cirkel" wordt geopend.
- OF
Het invoervenster "Poolinvoer" wordt geopend.
4.
Voer in het invoervenster alle gegevens in die op de werkstuktekening
worden vermeld of daaruit kunnen worden afgeleid (bijv. lengte van de
rechten, eindpositie, overgang naar volgend element, hellingshoek, enz.).
5.
Druk op de softkey "Overnemen".
Het contourelement wordt aan de contour toegevoegd.
Technologische functies programmeren (cycli)
9.3 Contourfrezen
429