Machine instellen
3.6 Werkstuknulpunt meten
Opmerking
Instelbare nulpuntverschuivingen
De tekst van de softkeys voor de instelbare nulpuntverschuivingen varieert, d.w.z. de
instelbare nulpuntverschuivingen die op de machine zijn geconfigureerd, worden
weergegeven (voorbeelden: G54...G57, G54...G505, G54...G599).
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
Automatisch meten
3.6.7
Hoek meten
U heeft de mogelijkheid om werkstukhoeken te meten die door een rechte (90°) of een
willekeurige binnenhoek zijn gedefinieerd.
Rechte hoek meten
De te meten werkstukhoek heeft een binnenhoek van 90° en is willekeurig op de werktafel
opgespannen. Door het meten van 3 punten bepaalt u het hoekpunt (snijpunt van de
hoekzijden) in het werkvlak en de hoek α tussen de werkstukreferentiekant (lijn door P1 en
P2) en de referentieas in het werkvlak (eerste geometrieas van het werkvlak).
Willekeurige hoek meten
De te meten werkstukhoek heeft een willekeurige binnenhoek (niet rechthoekig) en is
willekeurig op de werktafel opgespannen. Door het meten van 4 punten bepaalt u het hoekpunt
(snijpunt van de hoekzijden) in het werkvlak en de hoek α tussen de werkstukreferentiekant
100
1.
Tref alle voorbereidingen voor de meting (zie stappen 1 tot 5 hierboven).
2.
Plaats de werkstukmeettaster in de buurt van de werkstukkant die u wilt
meten. Druk op de toets <CYCLE START>.
De automatische meting wordt gestart. De positie van meetpunt 1 wordt
gemeten en opgeslagen.
Softkey "P1 opgeslagen" wordt geactiveerd.
3.
Herhaal deze procedure om P2 te meten en op te slaan.
4.
Druk op de softkey "Berekenen".
De hoek tussen de werkstukkant en de referentieas wordt berekend en
weergegeven.
- OF -
Druk op de softkey "NPV instellen".
Bij "NPV instellen" komt de werkstukkant nu overeen met de doelhoek.
De berekende rotatie wordt in het door u geselecteerde correctiedoel
opgeslagen.
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
Frezen