ShopMill-programma maken
8.3 Basis
Gekoppelde blokken
Bij de functies "Contourfrezen", "Frezen" en "Boren" programmeert u technologieblokken en
contouren of positioneerblokken afzonderlijk. Deze programmablokken worden door de
besturing automatisch gekoppeld en in het werkplan door vierkante haakjes verbonden.
In de technologieblokken geeft u op hoe en onder welke vorm de bewerking wordt uitgevoerd,
bijv. eerst centreren en dan boren. In de positioneerblokken bepaalt u de posities voor de boor-
of freesbewerkingen.
Programma-einde
Het programma-einde geeft aan de machine aan dat de bewerking van het werkstuk is
beëindigd. Bovendien kunt u hier instellen of de bewerking van het programma wordt herhaald.
Opmerking
Aantal werkstukken
Via het venster "Tijden, teller" kunt u het aantal vereiste werkstukken invoeren.
8.3
Basis
8.3.1
Bewerkingsvlakken
Een vlak wordt telkens bepaald door twee coördinatenassen. De derde coördinatenas
(gereedschapsas) staat telkens loodrecht op dit vlak en bepaalt de aanzetrichting van het
gereedschap (bijv. voor 2½ D - bewerking).
Bij het programmeren is het noodzakelijk om aan de besturing op te geven in welk vlak er
wordt gewerkt, zodat de gereedschapscorrectiewaarden correct worden berekend. Het vlak
is ook van belang voor bepaalde types cirkelprogrammering en bij polaire coördinaten.
266
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
Frezen