● Druk op de softkey "OK" om de waarden over te nemen.
Het invoervenster wordt gesloten.
In het hoofdscherm wordt een regel met ingevoerde parameters weergegeven.
● Druk op de toets <CYCLE START>.
De geselecteerde cyclus wordt gestart.
Opmerking
U kunt op elk moment terugkeren naar het parametervenster om ingevoerde waarden te
controleren en te corrigeren.
Druk op de toets "Cursor rechts" om terug te springen naar het invoerscherm.
Positiepatroon boren
U kunt een positiepatroon boren:
● Selecteer als eerste onder "Boren" met een softkey de gewenste functie (bijvoorbeeld
"Centreren").
● Selecteer het geëigende gereedschap, voer de gewenste waarden in het parametervenster
in en druk vervolgens op de softkey "Overnemen", om het technologieblok te bevestigen.
Het invoervenster wordt gesloten en in het hoofdscherm wordt de regel met
technologiegegevens weergegeven.
● Druk op de softkey "Posities" en selecteer met de softkey het gewenste positiepatroon
(bijvoorbeeld Posities naar keuze), voer in het parameterscherm de gewenste waarden in
en druk vervolgens op de softkey "Overnemen".
Het invoerscherm wordt gesloten en het technologie- en positioneerblok worden tussen
haakjes weergegeven.
Zwenken
Voor het instellen, meten en bewerken van werkstukken met schuine, gezwenkte vlakken kunt
u de functie Handmatig zwenken gebruiken (zie hoofdstuk "Zwenken (Pagina 142)").
Benaderen en verwijderen
Bij de bewerking van het werkstuk verplaatst u het gereedschap van de actuele positie
rechtreeks naar het startpunt van de bewerking. Na de bewerking wordt het gereedschap weer
rechtstreeks terug naar het startpunt verplaatst.
Frezen
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
Werken met Handmatige machine
15.8 Complexere bewerkingen
751