Machine instellen
3.5 Gereedschap meten
Draaigereedschappen (alleen bij frees-/draaimachine)
De gereedschapscorrectiegegevens, d.w.z. de lengte kunt u manueel of automatisch d.m.v.
gereedschapsmeettaster bepalen.
Meetresultaat protocolleren
Na een afgesloten meting kunt u de weergegeven waarden opslaan in een protocol. Hierbij
geeft u aan, of het aangemaakt protocolbestand bij elke nieuwe meting moet worden
aangevuld of moet worden overschreven.
Zie ook
Meetresultaten voor gereedschap protocolleren (Pagina 87)
Instellingen voor meetresultaatprotocol (Pagina 116)
3.5.2
Boor- en freesgereedschap manueel meten
Bij het manueel meten verplaatst u het gereedschap handmatig tot op een bekend
referentiepunt om de lengte en de radius of diameter van het gereedschap te bepalen. Uit de
posities van het referentiepunt van de gereedschapsdrager en het referentiepunt van het
gereedschap berekent de besturing dan de gereedschapscorrectiegegevens.
Referentiepunt
Bij het meten van de gereedschapslengte kunt u het werkstuk of een vast punt in het
machinecoördinatensysteem, bijv. een mechanische dynamometer of een vast punt in
combinatie met een afstandskaliber als referentiepunt gebruiken.
Bij het bepalen van de radius/diameter dient steeds het werkstuk als referentiepunt.
In een machinegegeven moet u vastleggen of de radius of de diameter van het gereedschap
wordt gemeten.
Opmerking
De positie van het werkstuk moet u tijdens de meting opgeven.
De positie van het vast punt moet u daarentegen al vóór de meting hebben opgegeven.
76
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
Frezen