Werkstuk bewerken
5.15 Instelling voor automatische modus
Tellen van werkstukken
Het tellen van afgewerkte werkstukken kan via het programma-einde (M30) of via een M-
commando gebeuren.
Procedure
Zie ook
Aantal stuks invoeren (Pagina 282)
5.15
Instelling voor automatische modus
Voor de bewerking van een werkstuk kunt u het programma testen, om snel fouten in de
programmering te kunnen detecteren. Hiervoor gebruikt u een testrunvoeding.
Bovendien heeft u de mogelijkheid om de verplaatsingssnelheid bij ijlgang extra te beperken,
zodat er bij het inlopen van een nieuw programma met ijlgang geen ongewenst hoge
verplaatsingssnelheden optreden.
Testrunvoeding
De hier ingevoerde voeding vervangt de geprogrammeerde voeding bij het uitvoeren van het
programma, wanneer u onder programmabeïnvloeding "DRY testrunvoeding" heeft
geselecteerd.
Gereduceerde ijlgang
De hier ingevoerde waarde reduceert de ijlgang tot een ingevoerde procentwaarde, wanneer
u onder programmabeïnvloeding "RG0 gereduceerde ijlgang" heeft geselecteerd.
208
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Machine".
2.
Druk op de toets <AUTO>.
3.
Druk op de softkey "Tijden, Teller".
Het venster "Tijden, Teller" wordt weergegeven.
4.
Selecteer onder "Werkstukken tellen" de invoer "ja" wanneer u het aantal
afgewerkte werkstukken wilt tellen.
5.
Voer in het veld "Werkstukken doel" het aantal werkstukken in dat u nodig
heeft.
In "Werkstukken gemeten" worden de werkstukken weergegeven die al
zijn afgewerkt. Deze waarde kan indien nodig worden gewijzigd.
Nadat het vastgelegde aantal werkstukken bereikt is, wordt de weergave
van het actuele aantal werkstukken automatisch opnieuw op nul gezet.
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-7CP40-5JA2
Frezen