Instellingen Smart Cruise
Control
Functies instellen
[A]: type A, [B]: type B
Smart Cruise Control inschakelen
• Druk op de toets Bestuurdershulp om de
Smart Cruise Control in te schakelen. Op het
instrumentenpaneel wordt de huidige snelheid
als snelheid ingesteld.
• Als er geen voertuig vóór u is, dan wordt
de ingestelde snelheid aangehouden. Als
er wel een voertuig vóór u is, dan kan de
snelheid worden verlaagd om de afstand tot
uw voorligger te bewaren. Als uw voorligger
accelereert, houdt uw auto een constante
kruissnelheid aan nadat hij tot de ingestelde
snelheid heeft geaccelereerd.
Informatie
• Als de snelheid van uw auto tussen ongeveer
10~30 km/u (5~20 mph) ligt en u de Driving
Assist-knop indrukt, wordt de snelheid van
Smart Cruise Control ingesteld op 30 km/u (20
mph).
• Het symbool van de Driving Assist knop kan
naargelang de optie van uw voertuig verschillen.
Tussenafstand instellen
Elke keer als u op de toets drukt, verandert de
tussenafstand als volgt:
OOSN071036L
OOSN071036L
Afstand 4
Informatie
• Bij een rijsnelheid van 90 km/h (56 mph), wordt
de afstand als volgt gehandhaafd:
Afstand 4 -
ca. 53 m (172 ft.)
Afstand 3 -
ca. 40 m (130 ft.)
Afstand 2 -
ca. 30 m (106 ft.)
Afstand 1 -
ca. 25 m (82 ft.)
• Wanneer de motor opnieuw wordt gestart,
of nadat de Smart Cruise Control tijdelijk is
geannuleerd, wordt laatste ingestelde afstand
opnieuw ingesteld.
OOSN071043L
OOSN071043L
Afstand 3
Afstand 2
Afstand 1
7-73
07