Onderhoud
WAARSCHUWING
Voor optimale rijeigenschappen, een
optimale wegligging en een zo laag
mogelijke bandenslijtage dient u de banden
op de aanbevolen spanning te houden.
Een te hoge of te lage bandenspanning
kan de levensduur van de band verkorten,
een negatief effect op de rijeigenschappen
hebben en tot een plotseling banddefect
leiden waardoor u de macht over het
stuur kunt verliezen en een ongeval kunt
veroorzaken.
Een veel te lage bandenspanning kan
leiden tot ernstige warmteontwikkeling,
waardoor een klapband, loopvlakscheiding
en andere banddefecten kunnen optreden
en u de macht over het stuur kunt
verliezen. Hierdoor kan een ernstig ongeval
plaatsvinden. Dit risico is veel hoger op
warme dagen en bij lange ritten met hoge
snelheden.
OPGELET
• Een te lage bandenspanning leidt tot
overmatige slijtage, slecht weggedrag
en een hoger brandstofverbruik. Zelfs
wielvervorming is mogelijk. Houd
de bandenspanning op het juiste
peil. Als een band vaak moet worden
opgepompt, adviseren we u deze te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
• Een te hoge bandenspanning heeft een
negatieve invloed op het rijcomfort en
zorgt voor een verhoogde slijtage in het
midden van het loopvlak. Bovendien
bestaat er een grotere kans op
beschadiging door oneffenheden in het
wegdek.
9-26
Bandenspanning controleren
Controleer de banden, inclusief de
reserveband, minstens eenmaal per maand.
Controle
Gebruik een bandenspanningsmeter van
goede kwaliteit om de bandenspanning te
meten. U kunt aan de buitenkant niet zien of
de banden de juiste spanning hebben. Met
radiaalbanden kan niets mis lijken, terwijl ze
toch te weinig spanning hebben.
Verwijder het ventieldopje van het
bandventiel. Druk de bandenspanningsmeter
stevig op het ventiel om de spanning
af te lezen. Als de bandenspanning van
de koude band overeenkomt met de
aanbevolen spanning op het Band en
Laadinformatielabel, is er geen correctie
nodig. Als de bandenspanning te laag is,
pomp de band dan op totdat de aanbevolen
spanning wordt bereikt. Schroef de
ventieldopjes terug op de bandventielen.
Zonder het ventieldopje kan er vuil of vocht
in het ventiel komen, wat kan leiden tot
luchtlekkage. Als een ventieldopje ontbreekt,
plaats dan zo snel mogelijk een nieuw.
Als de band te hard is opgepompt, laat dan
lucht ontsnappen door de metalen pen in
het midden van het ventiel in te duwen.
Controleer de bandenspanning opnieuw
met de bandenspanningsmeter. Schroef de
ventieldopjes terug op de bandventielen.
Zonder het ventieldopje kan er vuil of vocht
in het ventiel komen, wat kan leiden tot
luchtlekkage. Als een ventieldopje ontbreekt,
plaats dan zo snel mogelijk een nieuw.