Bestuurdershulp
• Het gezichtsveld van de frontzichtcamera
wordt belemmerd door schittering van de zon
• Straatverlichting of licht van een tegenliggend
verkeer wordt gereflecteerd op het natte
wegdek, bv. door een plas op de weg
• Er is een voorwerp op het dashboard geplaatst
• Uw auto wordt gesleept
• De omgeving is heel helder
• De omgeving is zeer donker, bv. in een tunnel
enz.
• De helderheid verandert plots, bv. wanneer u
een tunnel inrijdt of verlaat
• Er is niet veel licht buiten en de koplampen zijn
niet aan of geven weinig licht
• Rijden door stoom, rook of schaduw
• Slechts een deel van een voertuig, voetganger
of fietser vóór de auto wordt gedetecteerd
• De voorligger is een bus, een grote
vrachtwagen, een vrachtwagen met een
lading of oplegger die een ongewone vorm
heeft enz.
• De voorligger heeft geen achterlichten, zijn
achterlichten bevinden zich op een ongewone
plaats enz.
• Er is niet veel licht buiten en de achterlichten
zijn niet aan of geven weinig licht
• De achterzijde van de voorligger is klein of het
voertuig ziet er niet normaal uit, zoals wanneer
het gekanteld is, op zijn kop ligt of overdwars
staat, enz.
• De bodemvrijheid voor de auto is laag of hoog
• Een voertuig, voetganger of fietser rijdt of
stapt plotseling voor u in
• Het deel van de bumper rond de radar heeft
een stoot ondervonden of is beschadigd of de
radar zit niet op zijn plaats
• De temperatuur rond de radar is hoog of laag
7-22
• U rijdt door een tunnel of onder een ijzeren
brug door
• U rijdt in een groot gebied waar weinig
voertuigen of constructies zijn (bijvoorbeeld
een woestijn, weide, voorstad enz.)
• U rijdt nabij zones waar zich metalen
bevinden, zoals een bouwplaats, spoorweg
enz.
• Er is een materiaal in de buurt dat de golven
van de radar zeer goed reflecteert, zoals een
vangrail, een auto enz.
• De fietser vóór de auto zit op een fiets van een
materiaal dat de golven van de radar vóór niet
goed reflecteert
• De voorligger wordt te laat gedetecteerd
• De weg van de voorligger wordt plotseling
versperd door een obstakel
• De voorligger verandert plotseling van rijstrook
of vertraagt plotseling
• De voorligger is vervormd
• De voorligger rijdt met een lage of hoge
snelheid
• De voorligger stuurt in de tegenovergestelde
richting van uw auto om een botsing te
vermijden
• Uw auto verandert langzaam van rijstrook
terwijl vóór u een voorligger rijdt
• De voorligger is bedekt met sneeuw
• U verlaat of keert terug naar de rijstrook
• Onstabiel rijden
• U bevindt zich op een rotonde en de voorligger
wordt niet gedetecteerd
• U blijft in een cirkel rijden
• De voorligger heeft een ongewone vorm
• De voorligger rijdt bergop of bergaf