Rijden met uw auto
• Tijdens het rijden met een aanhanger
kan uw rijsnelheid aanzienlijk lager
zijn dan die van het overige verkeer,
met name bij heuvelop rijden. Houd
tijden het heuvelop rijden met een
aanhanger de rechterrijstrook aan.
Pas uw rijsnelheid aan de maximaal
toegestane snelheid voor auto's met een
aanhanger, het hellingspercentage en
uw aanhangergewicht aan.
• Bij het rijden met een aanhanger op
steile hellingen met een automatische,
double clutch-transmissie, kan de
koppeling in de transmissie oververhit
raken.
Als de koppeling oververhit raakt, wordt
de veiligheidsmodus geactiveerd. In dat
geval gaat het controlelampje voor de
schakelstand in het instrumentenpaneel
knipperen en klinkt er een
geluidssignaal.
Op dat moment wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven
op het lcd-display en is het rijgedrag
mogelijk niet soepel.
Als u deze waarschuwing negeert, kan
de auto nog slechter gaan rijden.
Breng de auto, om terug te keren naar
het normale rijgedrag, tot stilstand op
een vlakke weg en houd het rempedaal
enkele minuten ingetrapt alvorens weg
te rijden.
6-70
Parkeren op een helling
Als u een aanhanger achter de auto hebt
gekoppeld, is het niet verstandig om uw auto
op een helling te parkeren.
Is het niet anders mogelijk dan de auto op
een helling te parkeren, doe dit dan als volgt:
1. Zet de auto op de parkeerplaats.
Draai het stuurwiel in de richting van de
stoeprand (rechtsom als u parkeert op
een helling naar beneden, linksom op een
helling naar boven).
2. Zet de selectiehendel in P (parkeren,
voor automatische of Double
Clutch-transmissie) of in de vrijstand
(handgeschakelde transmissie).
3. Trek de parkeerrem aan en sluit de auto af.
4. Plaats wielblokken onder de wielen van de
aanhanger aan de lage zijde.
5. Start de auto, houd de rem ingetrapt,
schakel in de vrijstand, zet de parkeerrem
los en laat het rempedaal langzaam
opkomen tot de blokken het gewicht van
de aanhanger tegenhouden.
6. Trap het rempedaal opnieuw in en
activeer de parkeerrem.
7. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren,
voor automatische/Double clutch-
transmissie) of in de 1e versnelling (voor
handgeschakelde auto) als het voertuig
op een opwaartse helling is geparkeerd
en in R (achteruit) op een neerwaartse
helling.
8. Schakel de auto uit en laat het
rempedaal los, maar laat de parkeerrem
aangetrokken.