Bestuurdershulp
Emergency braking (Noodremmen)
• Om de bestuurder te waarschuwen voor
Emergency braking (Noodremmen),
verschijnt de waarschuwingsmelding
'Emergency Braking' ('Noodremmen')
op het instrumentenpaneel, klinkt een
waarschuwingssignaal en gaat het stuur trillen.
• Wordt er een voorligger gedetecteerd, dan
werkt de functie bij een rijsnelheid tussen
ongeveer 10-75 km/h (6-47 mph).
• Als een voetganger of fietser vóór de auto
wordt gedetecteerd, dan werkt het systeem
bij een rijsnelheid van ongeveer 10-65 km/u
(6~40 mph).
• In een noodstopsituatie levert de functie als
remhulp hoge remkracht om een botsing
met het voertuig of de voetganger vóór u te
voorkomen.
7-18
OOSN071017L
OOSN071017L
De auto tot stilstand brengen en het
aansturen van de remmen beëindigen
• Wanneer de auto tot stilstand is gebracht
door Emergency braking (Noodremmen),
verschijnt de waarschuwing 'Drive carefully'
(Rij voorzichtig) op het instrumentenpaneel.
Voor zijn/haar veiligheid dient de bestuurder
het rempedaal onmiddellijk in te trappen en de
omgeving te controleren.
• Het aansturen van de remmen wordt
beëindigd nadat de auto door toedoen
van Emergency braking (Noodremmen)
gedurende ongeveer 2 seconden heeft
stilgestaan.
OOSN071018L
OOSN071018L