Rijden met uw auto
Rijden in het donker
Rijden in het donker levert meer risico's op
dan rijden in overdag. Hieronder volgen een
aantal tips:
• Rijd langzamer en houd meer afstand
tussen u en uw voorliggers omdat het
zicht in het donker beperkter is, vooral in
gebieden waar geen straatverlichting is.
• Stel uw spiegels bij om verblinding door
de koplampen van andere auto's te
beperken.
• Zorg ervoor dat uw koplampen schoon
blijven en correct zijn afgesteld. Smerige
of verkeerd afgestelde koplampen
zorgen ervoor dat het zicht in het donker
beperkter is.
• Kijk niet rechtstreeks in de koplampen
van tegenliggers. Hierdoor kunt u tijdelijk
verblind raken en duurt het enkele
seconden voordat uw ogen weer aan het
donker zijn gewend.
Rijden in de regen
Regen en natte wegen kunnen het rijden
gevaarlijk maken. Hier volgt een aantal
aandachtspunten voor het rijden in de regen
of op een glad wegdek:
• Verlaag uw snelheid en bewaar meer
afstand tot uw voorligger. Door hevige
regenval zal het zicht beperkt worden en
de remweg groter worden.
• Schakel uw cruisecontrol UIT.
• Vervang de ruitenwisserbladen als ze
strepen achterlaten of bepaalde stukken
overslaan.
• Zorg ervoor dat de banden voldoende
profiel hebben. Wanneer uw banden
niet voldoende profiel hebben, kunnen
de wielen bij hard remmen op een nat
wegdek gaan slippen, waardoor een
ongeval kan ontstaan. Zie 'Banden
vervangen' in hoofdstuk 9.
6-56
• Schakel uw koplampen in zodat anderen u
beter kunnen zien.
• Snel door diepe plassen rijden kan de
werking van uw remmen beïnvloeden.
Rijd indien mogelijk langzaam door
plassen.
• Trap het rempedaal tijdens het rijden
licht in totdat de remmen weer normaal
werken wanneer u vermoedt dat uw
remmen nat geworden zijn.
Aquaplaning
Als de weg nat genoeg is en u snel genoeg
rijdt, maakt uw auto wellicht weinig of geen
contact met het wegdek en rijdt u in feite
op het water. De beste raadgeving is om
LANGZAMER TE RIJDEN als de weg glad is.
De kans op aquaplaning neemt toe
naarmate de profieldiepte van de banden
vermindert, zie 'Banden vervangen' in
hoofdstuk 9.
Doorwaden van water
Voorkom het doorwaden van water, tenzij u
ervan overtuigd bent dat het water niet hoger
komt dan de onderkant van de wielnaaf. Bij
het doorwaden van water altijd langzaam
rijden. Houd rekening met een langere
remweg, omdat de remwerking verminderd
kan zijn.
Droog de remmen door na het doorwaden
bij lage snelheid het rempedaal een aantal
malen voorzichtig in te trappen.