Rijden in bochten
Maak een grotere bocht dan normaal als u
met een aanhanger wilt draaien. Hierdoor
voorkomt u dat uw aanhanger een zachte
berm, stoeprand, verkeersbord, boom of
ander object raakt. Voorkom rukken aan het
stuur of abrupte manoeuvres. Geef op tijd
richting aan.
Richtingaanwijzers
Bij het rijden met een aanhanger moet
uw auto over gewijzigde lampjes voor
de richtingaanwijzers en extra bedrading
beschikken. De groene pijlen in uw
instrumentenpaneel gaan knipperen als u
afslaat of van rijstrook verandert. Indien de
verlichting van de aanhangwagen correct is
aangesloten gaat deze eveneens knipperen,
om aan andere bestuurders aan te geven
dat u gaat keren, van rijstrook veranderen of
stoppen.
Bij het rijden met een aanhanger gaan de
groene pijlen in het instrumentenpaneel
eveneens knipperen bij het keren als de
gloeilampen van de aanhanger doorgebrand
zijn. Hierdoor denkt u dat bestuurders achter
u uw richtingaanwijzers zien, terwijl dit in
werkelijkheid niet het geval is. Daarom is het
belangrijk dat u regelmatig de werking van
de verlichting van uw aanhanger controleert.
Controleer eveneens altijd de verlichting
wanneer u de bedrading losmaakt en
aansluit.
WAARSCHUWING
Sluit de aanhangerverlichting niet
rechtstreeks op de verlichtingsinstallatie
van uw auto aan. Gebruik een
goedgekeurde kabelboom voor
aanhangers. Anders kan dit voor schade aan
de elektrische installatie van de auto en/
of persoonlijk letsel zorgen. Wij adviseren
u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer voor hulp.
Rijden op hellingen
Verlaag uw snelheid en schakel terug naar
een lagere versnelling voordat u een lange of
steile helling afrijdt. Als u niet terugschakelt
moet u mogelijk uw remmen zodanig
belasten dat deze oververhit raken en niet
meer correct werken.
Schakel bij het oprijden van een lange helling
terug en verminder snelheid tot ongeveer 70
km/h (45 mph). Hierdoor wordt voorkomen
dat de motor en de transmissie oververhit
raken.
Rijd in stand D (Drive) wanneer de auto
uitgerust is met een automatische/Double
Clutch-transmissie en u met een aanhanger
rijdt die meer weegt dan het maximaal
toegestane ongeremde aanhangergewicht.
Wanneer u in stand D (rijden) rijdt met
een aanhanger wordt de levensduur
van de transmissie door een lagere
bedrijfstemperatuur verlengd.
AANWIJZING
Om oververhitting van de motor en/of
transmissie te voorkomen:
• Houd bij het rijden met een aanhanger
op een steile helling (groter dan 6 %) de
koelvloeistoftemperatuurmeter goed
in de gaten, om ervoor te zorgen dat de
motor niet oververhit raakt. Als de naald
van de koelvloeistoftemperatuurmeter
in de richting van de 'H' (HOT) gaat,
breng de auto dan zo spoedig mogelijk
op een veilige plaats tot stilstand om de
motor af te laten koelen. Zodra de motor
voldoende is afgekoeld, kunt u uw weg
vervolgen.
• Bij het rijden met een aanhanger met het
maximaal toegestane voertuiggewicht
en het maximale aanhangergewicht kan
de motor of transmissie oververhit raken.
Laat de motor in dat geval stationair
draaien totdat deze is afgekoeld. U kunt
uw weg weer vervolgen als de motor of
transmissie voldoende zijn afgekoeld.
06
6-69