RF-zendapparatuur
[RF-zendapparatuur bevestigen]
1. Kies een solide bevestigingsplaats voor RF-zendapparatuur die de besturing van
het voertuig niet hindert en voor voldoende ventilatie zorgt.
2. De RF-zendapparatuur moet zo worden geplaatst dat deze niet wordt beschadigd
noch de ventilatie belemmert. Let er vooral op dat de RF-zendapparatuur niet kan
worden beschadigd door waterinsijpeling.
3. De toegang tot voertuiguitrusting in de laadruimte mag niet worden gehinderd
(bijvoorbeeld een wielkrik, brandblusser of reservewiel).
4. De aansluitingen van RF-zendapparatuur moeten makkelijk bereikbaar zijn, zodat
de apparatuur kan worden verwijderd voor functioneren in de transportmodus of
voor reparatie en onderhoud.
5. De werking van de airbags of andere veiligheidsuitrusting mag niet worden
verhinderd.
NOTE
OPMERKING
• Bevestig geen RF-zendapparatuur, microfoons of andere onderdelen
in het opblaasbereik van een airbag (onderdeel van het aanvullend
veiligheidssysteem).
[Leggen van kabels voor RF-zendapparatuur]
1. Indien mogelijk moeten voor een maximale bescherming alle kabels aan de
binnenzijde of de onderzijde van bekleding en sierlijsten worden gelegd. Gebruik
indien nodig moffen, beschermers en/of kabelklemstrips.
2. Kies een route voor de kabel, bij voorkeur tegenover de brandstofleiding, vrij
van remleidingen, kabels, bedieningselementen, voertuigbedrading en hete
onderdelen. Kabels mogen onder geen beding worden aangesloten op deze
onderdelen.
3. De kabel moet zo worden geleid dat het volgende wordt voorkomen:
• scherpe randen,
• permanente bochten,
• belasting of spanning,
• schuren,
• extreme temperaturen en
• gevaar voor de inzittenden van het voertuig.
TECHNISCHE GEGEVENS
8-37