4-212
BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
WARNING
WAARSCHUWING
• Het detectiebereik en de reactiesnelheid van de sensoren zijn beperkt. Louter
en alleen hierop betrouwen kan leiden tot zware ongevallen. In bepaalde
situaties werkt het systeem niet en bijgevolg moet u de omgeving altijd visueel
controleren bij het parkeren van de wagen.
Het parkeerhulpsysteem werkt wanneer de onderstaande voorwaarden zijn vervuld.
• Power mode op "ON" (modellen met passive entry and start system) of het
contact op "ON" (modellen zonder passive entry and start system).
• Parkeerhulpsysteem ingeschakeld.
• Wanneer de rijsnelheid ongeveer 10 km/h of minder is.
Bij het achteruitrijden
Het parkeerhulpsysteem werkt wanneer de schakelpook (model met manuele
versnellingsbak) of versnellingshendel (model met automatische versnellingsbak) in de
stand "R" is gezet.
Terwijl het systeem werkt, wordt de detectiestatus van de voorste sensoren (modellen
met sensoren vooraan) en de achterste sensoren aangegeven op het MID.
Wanneer de sensoren een obstakel detecteren, verschijnt de afstand tussen voertuig
en obstakel op het MID en weerklinkt een zoemer in verhouding tot de afstand.
NOTE
OPMERKING
• De binnenste sensoren vooraan detecteren geen obstakels.
Bij het vooruitrijden (modellen met sensoren vooraan)
Bij modellen met manuele versnellingsbak werkt het parkeerhulpsysteem met de
schakelpook in elke andere stand dan "R" of "N".
Bij modellen met automatische versnellingsbak werkt het parkeerhulpsysteem met de
versnellingshendel in de stand "D".
Wanneer het systeem werkt, wordt de detectiestatus van de voorste sensoren
aangegeven op het MID.
Wanneer de sensoren een obstakel detecteren, verschijnt de afstand tussen voertuig
en obstakel op het MID en weerklinkt een zoemer in verhouding tot de afstand.
NOTE
OPMERKING
• De achterste sensoren detecteren geen obstakels.
Werking van het parkeerhulpsysteem