4-118
BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
Naam
Koplamp
Contourverlichting (model
met halogeenkoplampen)
Achterlicht
Nummerplaatverlichting
Verlichtingsregeling
Contourlicht/dagrijlichten
(model model met LED-
koplampen)
Dagrijlichten (model met
halogeenkoplampen)
*1: De verlichting werkt zoals de dagrijlichten wanneer de volgende voorwaarden zijn
vervuld.
1) Motor gestart. 2) Versnellingshendel in een andere stand dan "P" (alleen voor
modellen met automatische versnellingsbak). 3) Handrem afgezet.
*2: Met de power mode op "ON" (modellen met Passive Entry and Start System) of
het contact op "ON" (modellen zonder Passive Entry and Start System), wordt
de verlichting automatisch in- en uitgeschakeld volgens de lichtsterkte buiten de
wagen.
*3: Met de lichtschakelaar in de stand "AUTO" en de koplampen uitgeschakeld,
werken de dagrijlichten. Met de koplampen ingeschakeld werkt de verlichting als
contourverlichting en is de lichtsterkte lager dan als dagrijlichten.
*4: Met de lichtschakelaar in de stand "AUTO" en de contourverlichting uitgeschakeld,
werken de dagrijlichten. Wanneer de contourverlichting werkt, zijn de dagrijlichten
uitgeschakeld.
*5: Met de lichtschakelaar op "
werkt ze als contourverlichting.
OFF
AUTO
Uit
Aan/Uit *2
Aan *1
Aan *1 *3
Aan *1
Aan/Uit *1 *4
" is de verlichting zwakker dan in de stand "OFF" en
Positie
Uit
Aan
Aan *1
Aan *1
Aan
Aan *5
Uit