4-304
BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
OPGELET (vervolg)
- Bij extreem versnellen/vertragen
- Buitentemperatuur te hoog
- Ruitewissers werken snel
- Richtingaanwijzers werken
- Waarschuwingsknipperlichten werken
- LKAS werkt
- Lange werkingsduur LDP
- ABS of TCS werkt
- Er is een object geïnstalleerd dat het zicht van de stereo camera belemmert
- De koplampen produceren onvoldoende licht door bevuiling of foutieve
afstelling
- Koplampen, mistlampen etc. zijn aangepast
- Wanneer het omgevingslicht sterk varieert, bijvoorbeeld bij het in- of uitrijden
van een tunnel of onder een brug.
- Wanneer water, sneeuw of stof wordt opgeworpen door voor- of tegenliggers,
of zand, rook of waterdamp voor uw wagen wordt meegevoerd door de wind.
- Wanneer de voorruit is bewasemd, bedekt met sneeuw, vuil, ijs of stof of
gekrast is.
- Wanneer waterdruppeld, regendruppels of vuil niet volledig van de voorruit
wordt geveegd
- Wanneer het zicht van de stereo camera wordt belemmerd door een kano
etc. op het dak
- Wanneer de koplampen niet werken 's nachts of in een tunnel
- Wanneer het schemert 's ochtends of 's avonds
- In slechte weersomstandigheden (regen, sneeuw, etc.)
- Wanneer licht wordt gereflecteerd door een nat wegdek
- Wanneer de afstand tussen voertuigen klein is en wegmarkeringen moeilijk
zichtbaar zijn
- Bij schaduwen van bijvoorbeeld vangrails op wegmarkeringen
- Bij felle lichtbronnen voor de wagen (zonlicht, koplampen van tegenliggers
etc.).
- Wanneer de rijstrook te smal of te breed is
OPGELET (vervolg)
OPGELET (vervolg)