4-162
BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
Rijden met een voertuig uitgerust met ABS
Het ABS is geen systeem dat rijden en stoppen mogelijk maakt in onveilige
rijomstandigheden. Rij altijd veilig.
CAUTION
OPGELET
• Blijf bij een noodstop het rempedaal ingetrapt houden zodat het ABS optimaal
kan werken.
• Rem bij een noodstop niet pompend te remmen (rempedaal afwisselend
intrappen en loslaten). Pompend remmen vergroot de remafstand.
• De remafstand is langer op een glad wegdek dan op een normale verharde
weg, ook met een voertuig dat is uitgerust met ABS. Wanneer het ABS in
werking treedt in de volgende rijomstandigheden, kan de remafstand wat langer
dan die van voertuigen die niet zijn uitgerust met ABS. Hou dus altijd rekening
met de conditie van weg en banden (bandentype en slijtage), hou veilige
rijgewoonten aan en hou voldoende afstand ten opzichte van voorliggers.
- Bij het rijden op een onverharde weg of op een weg bedekt met diepe
sneeuw.
- Wanneer sneeuwkettingen worden gebruikt.
- Bij het rijden over wegnaden of oneffenheden zoals lichtreflectoren op de
weg.
- Bij het rijden over een hobbelige weg, met stenen verharde weg of
onverharde weg.
- Bij het rijden over een ijzeren plaat of putdeksel.
• Het ABS voorkomt geen wielspin bij wegrijden vanuit stilstand, accelereren en
in bochten waarbij de remmen niet gebruikt worden. Op een zeer glad, bevroren
wegdek kunnen de banden hun grip verliezen en bestaat de kans dat het
voertuig met behulp van het stuurwiel niet meer goed onder controle gehouden
kan worden, wat zeer onstabiel rijden tot gevolg heeft. Rij altijd met een veilige
snelheid die aangepast is aan zowel de conditie van de weg als die van de
banden en vermijd plots remmen.
• Als krachtig op de motor wordt geremd op een zeer glad, bevroren wegdek,
kunnen de aangedreven wielen blokkeren (het ABS werkt dan niet), waardoor
men de controle over het stuur kan verliezen. Als dit gebeurt met een voertuig
met handgeschakelde versnellingsbak, ontkoppelen of in neutraal ("N")
schakelen om te voorkomen dat de motorrem inwerkt op de aangedreven
wielen. Rij dan verder in de juiste versnelling.
• Wanneer het ABS werkt, is er een lichte trilling (vooral met de rechter- en
linkerwielen op een verschillende ondergrond) en trekneiging waarneembaar in
rempedaal en stuurwiel. Bovendien is het werkingsgeluid van de ABS actuators
hoorbaar. Dit duidt niet op een abnormale conditie. Blijf kalm en gebruik het
stuurwiel op de juiste manier.