BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
CAUTION
OPGELET
• Nadat u een voorligger begint te volgen, wordt de snelheid van uw wagen
afgestemd op die van de voorligger. Wanneer de voorligger stopt, stopt de
wagen ook. Het systeem houdt uw wagen echter niet stil. Adaptive Cruise
Control wordt immers uitgeschakeld 2 seconden nadat uw wagen tot stilstand
is gekomen en bijgevolg moet het rempedaal worden ingetrapt om stil te blijven
staan. Detecteert de stereo camera een voorligger niet meer, dan stopt uw
wagen mogelijk niet. Hou voldoende afstand door het rempedaal te bedienen.
• Vertrekt de voorligger binnen de 2 seconden nadat die is gestopt, blijft Adaptive
Cruise Control werken en volgt uw wagen automatisch de voorligger. Werd
Adaptive Cruise Control geannuleerd, druk dan op de RES schakelaar om die
opnieuw te starten.
• De remwerking neemt mogelijk af in functie van de volgende omstandigheden
en situaties. Trap het rempedaal dan zonodig in om sterker te vertragen.
- Voertuigcondities (belading, aantal passagiers etc.).
- Wegcondities (helling, gladheid, vorm, oneffenheid etc.).
- Onderhoudscondities (remgerelateerde onderdelen, bandenslijtage,
bandenspanning etc.).
- Wanneer de remmen koud zijn, bijvoorbeeld bij lage temperaturen of meteen
na het wegrijden.
- Gedurende enige tijd na het starten van de motor en het wegrijden (tot de
motor is opgewarmd).
- Wanneer de remmen minder goed werken door oververhitting bij bergafrijden
etc.
- Wanneer de remmen minder goed werken doordat ze nat zijn geworden na
het rijden door plassen of het wassen.
Situaties waarin Adaptive Cruise Control niet goed
Gebruik Adaptive Cruise Control niet in de volgende situaties. Dit kan resulteren in een
ongeval.
• Na een voorlopige reparatie van een lekke band.
• Wanneer sneeuwkettingen worden gebruikt.
• Wanneer de wagen onstabiel rijdt na een ongeval of een defect.
• Wanneer het waarschuwingslampje van het remsysteem brandt.
• Op gladde wegen.
• Bij het trekken van een voertuig, etc.
functioneert
4-257