4-208
BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
Het parkeerhulpsysteem helpt de bestuurder bij het parkeren van de wagen. Het
systeem maakt gebruik van ultrasoonsensoren om obstakels rond de wagen te
detecteren en informeert de bestuurder via het MID en een zoemer.
WARNING
WAARSCHUWING
• De bestuurder is steeds verantwoordelijk voor een veilige rijstijl. Controleer altijd
visueel de omgeving tijdens het rijden.
• Het parkeerhulpsysteem helpt de bestuurder bij het parkeren van de wagen.
Louter en alleen hierop betrouwen kan leiden tot zware ongevallen. In bepaalde
situaties werkt het systeem niet en bijgevolg moet u de omgeving altijd visueel
controleren bij het parkeren van de wagen.
• De sensoren detecteren mogelijk de volgende objecten moeilijk of helemaal
niet.
- Voetgangers
- Bewegende objecten zoals voertuigen en dieren
- Objecten vlak onder de bumper
- Smalle of lage objecten
- Dunne obstakels zoals een draad, een hekwerk of een touw
- Objecten gemaakt van geluidsabsorberende materialen zoals sneeuw, kledij
en sponzen
- Scherpe voorwerpen
- Hoekige voorwerpen
- Hooggeplaatste objecten, bijvoorbeeld opgehangen objecten
- Objecten die zich al dichtbij de sensor bevinden voor het systeem in werking
trad
• In de volgende situaties kunnen de sensoren minder goed detecteren en kan
het systeem mogelijk niet goed werken.
- Als de temperatuur rond de sensoren extreem hoog of laag is
- Bij slecht weer.
- Wanneer er veel water op de sensoren spat zoals bijvoorbeeld bij felle regen
of in andere situaties.
- Wanneer de sensoren nat worden bij het rijden op overstroomde wegen.
- Bij een sterke hellingsgraad.
- Wanneer objecten of wanden zich dicht bij de wagen bevinden, zoals
bijvoorbeeld in een smalle tunnel, op een smalle brug of weg of in een smalle
garage.
- Bij het rijden over een steile helling.
- Op een steile helling in de rijrichting.
Parkeerhulpsysteem
WAARSCHUWING (vervolg)