BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
WAARSCHUWING (vervolg)
- Bij aanwezigheid van stoepranden in de rijrichting.
- Bij het rijden over oneffen wegen.
- Modder, sneeuw, ijs en/of ander vuil zit op of rond de sensoren.
- Wanneer sensoren of de omgeving ervan zijn geblokkeerd.
- De positie of richting van de sensoren is gewijzigd door een sterke impact op
of rond de sensoren.
- Op oneffen, hellende of slechte wegen met kiezel of in het terrein met
begroeiing.
- Bij de aanwezigheid van hoogfrequent geluid in de omgeving, zoals de claxon
van een ander voertuig, het geluid van een motorfiets, het luchtremgeluid van
een vrachtwagen of ultrasoongolven zoals die van een sensor van een ander
voertuig in de buurt.
- Als een obstakel zich te dicht bij de sensoren bevindt.
• De zoemer werkt met enige vertraging bij het detecteren van een obstakel en de
detectiestatus wordt aangegeven op het display. Zelfs bij extreem lage snelheid
kan het voertuig het obstakel zijn genaderd voor de zoemer in werking treedt en
de detectiestatus wordt aangegeven op het MID.
• Afhankelijk van de vorm en/of staat van een obstakel, kan het systeem dit
mogelijk niet detecteren ook al werd het ervoor wel al gedetecteerd.
• Wanneer bij het trekken van een ander voertuig achteruit wordt gereden, kunnen
de achterste sensoren reageren op dit voertuig waardoor de waarschuwing blijft.
Stel het parkeerhulpsysteem dan ook als volgt in voor u een ander voertuig
trekt.
- Wanneer alleen een trekhaak is gemonteerd: Trailer hitch only
- Bij het trekken van een ander voertuig: Uit
NOTE
OPMERKING
• Wanneer de buitentemperatuur te hoog of te laag is, werkt het
parkeerhulpsysteem mogelijk niet goed.
Trailer Mode/Bull Bar Mode
4-209
→ Zie pagina 4-216