4-258
BEDIENINGSORGANEN EN INSTRUMENTEN
Adaptive Cruise Control is bedoeld voor gebruik op autosnelwegen. Gebruik Adaptive
Cruise Control niet in situaties waarin de stereo camera geen objecten kan detecteren
of in de volgende situaties om ongevallen te voorkomen.
• Wanneer de zichtbaarheid is beperkt door mist of slecht weer (bv. felle regen of
hevige sneeuwval).
• Secundaire wegen (andere wegen dan autosnelwegen) om ongevallen te
voorkomen.
• In een scherpe bocht, bijvoorbeeld op een verkeerswisselaar of kruispunt, of bij
het oprijden van een snelwegparking, tolzone, etc. waar een voorligger mogelijk
niet wordt gedetecteerd.
• Op gladde wegen waar de wagen aan het slippen kan gaan en de bestuurder de
controle over de wagen kan verliezen.
• Bij veelvuldig versnellen en vertragen waardoor moeilijk afstand kan worden
gehouden.
• Op steile hellingen bergaf waar de ingestelde snelheid kan worden overschreden..
• Op lange steile hellingen waar de remmen oververhit kunnen raken.
• Wegen met meerdere steile hellingen bergop en bergaf waar het systeem
mogelijk geen voorliggers maar wel het wegdek detecteert, met mogelijk
ongepaste handelingen tot gevolg.
• Wegen met lange bochten.
In de volgende rijomstandigheden of condities van de wagen kan de stereo camera
mogelijk geen voorliggers detecteren. Voertuigen in naburige rijstroken of objecten
langs de weg kunnen ook verkeerdelijk worden gedetecteerd. Gebruik Adaptive Cruise
Control niet in dergelijke omstandigheden. Is de cruise control in gebruik, bedien dan
het rempedaal en verricht de nodige handelingen.
• Wanneer het volgen begint op korte afstand, bijvoorbeeld wanneer een voertuig
voor u invoegt.
• In bochten, aan het begin of einde van bochten en op wegen met lange bochten.
• Op op- en afritten van autosnelwegen (Adaptive Cruise Control is niet geschikt
voor dergelijke rijomstandigheden.)