2.6
Werkstuknulpunt meten
Het referentiepunt bij de programmering van een werkstuk is steeds het werkstuknulpunt.
Om dit nulpunt te bepalen, meet u de lengte van het werkstuk en slaat u de positie van het
cilinder-kopvlak in Z-richting in een nulpuntverschuiving op. De positie wordt in ruwe
verschuiving opgeslagen en aanwezige waarden in de fijne verschuiving worden gewist.
Berekening
Bij de berekening van een werkstuknulpunt of de nulpuntverschuiving wordt de
gereedschapslengte automatisch mee berekend.
Alleen meten
Wanneer u het werkstuknulpunt alleen wilt meten, worden de gemeten waarden
weergegeven zonder dat het coördinatensysteem wordt gewijzigd.
Aanpassen van de interfaces aan meetfuncties
De volgende selectiemogelijkheden kunnen worden in- of uitgeschakeld:
De volgende selectiemogelijkheden kunt u m.b.v. settinggegevens activeren:
● Kalibreerniveau, meetniveau
● Nulpuntverschuiving als basis voor de meetprocedure
● Nummer van de meettaster-kalibreerrecord
● Correctiedoel, instelbare nulpuntverschuiving
● Correctiedoel, basisreferentie
● Correctiedoel, globale basis-nulpuntverschuiving
● Correctiedoel, kanaalspecifieke basis-nulpuntverschuiving
Voorwaarde
De voorwaarde voor het meten van het werkstuk is dat zich gereedschap met een bekende
lengte in de bewerkingspositie bevindt.
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
Machine instellen
2.6 Werkstuknulpunt meten
71