8.2.8
Afsteken (CYCLE92)
Functie
Wanneer u rotatiesymmetrische stukken (bijv. schroeven, bouten of buizen) wilt afsteken,
moet u de cyclus "Afsteken" gebruiken.
Aan de kant van het afgewerkt stuk kunt u een afschuining of een afronding programmeren.
Tot diepte X1 kunt u met constante snijsnelheid V of toerental S werken, daarna wordt alleen
nog met constant toerental bewerkt. Vanaf diepte X1 kunt u ook een verlaagde voeding FR
of een verlaagd toerental SR programmeren om de snelheid aan te passen aan de kleinere
diameter.
Via parameter X2 kunt u de einddiepte invoeren die u met het afsteken wilt bereiken. Bij
buizen moet u bijvoorbeeld niet volledig tot aan het midden afsteken; het is al voldoende
wanneer u iets meer dan de wanddikte van de buis afsteekt.
Naderen/verwijderen
1. Het gereedschap wordt met ijlgang eerst naar het cyclusintern berekende startpunt
2. Met bewerkingsvoeding wordt de afschuining of de radius bewerkt.
3. Het afsteken wordt met bewerkingsvoeding tot op diepte X1 uitgevoerd.
4. Daarna wordt het afsteken met verlaagde voeding FR en verlaagd toerental SR tot op
5. Het gereedschap wordt met ijlgang naar de veiligheidsafstand teruggetrokken.
Wanneer uw draaimachine daarmee is uitgerust, kunt u een werkstukopname (stukvanger)
uitschuiven die het afgestoken werkstuk opneemt. Het uitschuiven van de werkstukopname
moet in een machinegegeven zijn vrijgegeven.
Procedure
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
verplaatst.
diepte X2 verdergezet.
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Draaien".
3.
Druk op de softkey "Afsteken".
Het invoervenster "Afsteken" wordt geopend.
Technologische functies programmeren (cycli)
8.2 Draaien
303