Machine instellen
2.5 Gereedschap meten
Procedure
68
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
1.
Vervang het gereedschap dat u wilt meten.
Wanneer het gereedschap m.b.v. een oriënteerbare
gereedschapsdrager moet worden gemeten, dan moet het gereedschap
op die positie zo worden uitgelijnd zoals het daarna moet worden
gemeten.
2.
Selecteer in bedieningsbereik "Machine" de bedrijfsmodus "JOG".
3.
Druk op de softkeys "Ger. meten" en "Automatisch".
Druk op de softkey "X" of "Z", afhankelijk van welke gereedschapslengte
u wilt meten.
4.
Selecteer snijkantnummer D van het gereedschap.
Opmerking
Dit is alleen noodzakelijk wanneer u zonder oriënteerbare
gereedschapsdrager meet.
5.
Positioneer het gereedschap manueel in de buurt van de
gereedschapsmeettaster, zodat deze in de desbetreffende richting
zonder risico op botsing kan worden benaderd.
6.
Druk op de toets <CYCLE START>.
De automatische meetprocedure wordt gestart, d.w.z. het gereedschap
wordt met meetvoeding naar de taster verplaatst en daarna weer
verwijderd.
De gereedschapslengte wordt berekend en in de gereedschapslijst
ingevoerd. Daarbij wordt automatisch rekening gehouden met de positie
van de snijkant en de radius en diameter van het gereedschap.
Wanneer draaigereedschap wordt gemeten met oriënteerbare
gereedschapsdragers en met gebruik van willekeurige posities (geen
veelvouden van 90°) van de zwenkas rond Y, dan moet er rekening mee
worden gehouden dat het draaigereedschap in beide assen X/Z, voor
zover mogelijk, met dezelfde positie van het gereedschap wordt
gemeten.
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Draaien