7.4.5
Passingsmaat invoeren
Wanneer u het werkstuk nauwkeurig passend wilt bewerken, dan kunt u bij de
programmering de passingsmaat rechtstreeks in het parametervenster invoeren.
De passingsmaat moet u als volgt opgeven:
F<Diameter-/lengtemaat> <Tolerantieklasse><Tolerantiekwaliteit>
Hierbij geeft "F" aan dat er een passingsmaat volgt.
Voorbeeld: F20h7
Mogelijke tolerantieklassen:
A, B, C, D, E, F, G, H, J, T, U, V, X, Y, Z
Hoofdletters: boringen
Kleine letters: Assen
Mogelijke tolerantiekwaliteiten:
1 tot 18, voor zover deze niet door de DIN-norm 7150 zijn beperkt.
Procedure
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
1.
Plaats de cursor op het invoerveld in een parametervenster.
2.
Voer de passing in en druk op de toets <INPUT>.
De besturing berekent automatisch de gemiddelde waarde uit de
bovenste en onderste grenswaarde.
3.
Wanneer u een kleine letter wilt invoeren, dan moet u de ingevoerde
hoofdletter met de cursor markeren en op de toets <SELECT> drukken.
4.
Wanneer u opnieuw op de toets <SELECT> drukt, verschijnt opnieuw
een hoofdletter.
Shop-Turn programma maken
7.4 Basis
203