Machine instellen
2.5 Gereedschap meten
Procedure
66
1.
Selecteer in bedieningsbereik "Machine" de bedrijfsmodus "JOG".
2.
Druk op de softkey "Ger. meten".
3.
Druk op de softkey "Manueel".
4.
Druk op de softkey "Gereedschap selecteren".
Het venster "Gereedschapselectie" wordt geopend.
5.
Selecteer het gereedschap dat u wilt meten.
De lengte van de snijkant en de radius of diameter van het gereedschap
moeten al in de gereedschapslijst zijn ingevoerd.
6.
Druk op de softkey "In manueel".
Het gereedschap wordt in het venster "Lengte manueel" overgenomen.
7.
Druk op de softkey "X" of "Z", afhankelijk van welke gereedschapslengte
u wilt meten.
8.
Selecteer het snijkantnummer D en het nummer van het
zustergereedschap ST van het gereedschap.
9.
Kras de gewenste kant van het gereedschap aan.
10.
Wanneer u het gereedschap niet aan de werkstukkant wilt laten staan,
druk dan op de softkey "Positie markeren".
De positie van het gereedschap wordt opgeslagen en het gereedschap
kan van het werkstuk worden weg verplaatst. Dit kan bijv. zinvol zijn
wanneer de diameter van het werkstuk eerst nog moet worden
nagemeten.
Wanneer het gereedschap aan de werkstukkant kan blijven staan, dan
kunt u na het krassen rechtstreeks verdergaan met stap 11.
11.
Voer de positie van de werkstukkant in X0 of Z0 in.
Wanneer er voor X0 of Z0 geen waarde werd ingevoerd, dan wordt de
waarde uit de weergave "reële waarde" overgenomen.
12.
Druk op de softkey "Lengte instellen".
De gereedschapslengte wordt automatisch berekend en in de
gereedschapslijst ingevoerd. Daarbij wordt automatisch rekening
gehouden met de positie van de snijkant en de radius en diameter van
het gereedschap.
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Draaien