Technologische functies programmeren (cycli)
8.1 Boren
Naderen/verwijderen bij het ontspanen
1. Het gereedschap boort met geprogrammeerd spiltoerental S (afhankelijk van %S) tot op
2. Spilstop en verblijftijd DT.
3. Voor het ontspanen trekt het gereedschap met spiltoerental SR op veiligheidsafstand uit
4. Spilstop en verblijftijd DT.
5. Vervolgens boort het gereedschap met spiltoerental S tot op de volgende aanzetdiepte.
6. Stappen 2 tot 5 worden zo vaak herhaald tot de geprogrammeerde eindboordiepte Z1 is
7. Na afloop van de verblijftijd DT trekt het gereedschap met spiltoerental SR tot op de
Naderen/verwijderen bij spanen breken
1. Het gereedschap boort met geprogrammeerd spiltoerental S (afhankelijk van %S) tot op
2. Spilstop en verblijftijd DT.
3. Voor het breken van de spanen trekt het gereedschap met terugtrekwaarde V2 terug.
4. Vervolgens boort het gereedschap met spiltoerental S (afhankelijk van %S) tot op de
5. Stappen 2 tot 4 worden zo vaak herhaald tot de geprogrammeerde eindboordiepte Z1 is
6. Na afloop van de verblijftijd DT trekt het gereedschap met spiltoerental SR tot op de
Procedure
264
de eerste aanzetdiepte (maximale aanzetdiepte D).
het werkstuk terug.
bereikt.
veiligheidsafstand terug. Er wordt een spilstop uitgevoerd en het gereedschap trekt terug
tot op het terugtrekvlak.
de eerste aanzetdiepte (maximale aanzetdiepte D).
volgende aanzetdiepte.
bereikt.
veiligheidsafstand terug. Er wordt een spilstop uitgevoerd en het gereedschap trekt terug
tot op het terugtrekvlak.
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Boren".
3.
Druk de softkeys "Draad" en "Draad tappen" in.
Het invoervenster "Draadtappen" wordt geopend.
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Draaien