Technologische functies programmeren (cycli)
8.1 Boren
Procedure
Parameters
Beschrijving
PL
Bewerkingsvlak
RP
Terugtrekvlak (abs)
SC
Veiligheidsafstand (incr)
Afzonderlijke positie
Bewerkings-
positie
Gat op geprogrammeerde positie boren.
Positiepatroon
Positie met MCALL
DIR
Draairichting
Z0
Referentiepunt Z
Z1
Boordiepte (abs) of boordiepte m.b.t. Z0 (incr.)
Verblijftijd op eindboordiepte in seconden
DT
Verblijftijd op eindboordiepte in omwentelingen
SPOS
Spil stoppositie
niet optillen
Optilmodus
De snijkant wordt niet weg verplaatst, maar wordt met ijlgang op veiligheidsafstand
verplaatst.
optillen
De snijkant wordt weg van de boringsrand verplaatst en trekt dan op het
terugtrekvlak terug.
DX
Optilwaarde in X-richting (incrementeel) - (alleen bij optillen)
DY
Optilwaarde in Y-richting (incrementeel) - (alleen bij optillen)
DZ
Optilwaarde in Z-richting (incrementeel) - (alleen bij optillen)
262
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Boren".
3.
Druk op de softkey "Kotteren".
Het invoervenster "Kotteren" wordt geopend.
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Eenheid
mm
mm
mm
mm
sec
omw
graden
Draaien