Programma's beheren
14.12 Gegevens opslaan
14.12
Gegevens opslaan
14.12.1
Archief maken in de programma-manager
U heeft de mogelijkheid om afzonderlijke bestanden uit het NC-geheugen en de plaatselijke
drive te archiveren.
Archiefformaten
U heeft de mogelijkheid om uw archief in binair of in ponsbandformaat op te slaan.
Doelgeheugen
Als doelgeheugen kunt u kiezen voor de archiefmap van de systeemgegevens in het
bedieningsbereik "Inbedrijfstelling" of voor USB- en netwerkdrives.
Procedure
610
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager".
2.
Selecteer de opslagplaats voor het bestand/de bestanden die moet(en)
worden gearchiveerd.
3.
Selecteer in de directories het gewenste bestand waarvan u een archief
wilt maken.
- OF -
Druk op de softkey "Markeren" wanneer u meerdere bestanden of
directories wilt opslaan, en selecteer m.b.v. de cursor of de muis de
gewenste directories of bestanden.
4.
Druk de softkeys ">>" en "Archiveren".
5.
Druk op de softkey "Archief maken".
Het venster "Archief maken: opslagplaats selecteren" wordt geopend.
6.
Selecteer de gewenste map of geheugen en druk op de softkey
"Nieuwe directory" om een subdirectory te maken; druk daarna op de
softkey "OK".
Het venster "Nieuwe directory" wordt geopend.
7.
Voer de gewenste directorynaam in en druk op "OK".
In de geselecteerde directory wordt een subdirectory gemaakt.
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Draaien