7.3
Programma-opbouw
Een werkstappenprogramma kan worden onderverdeeld in drie deelbereiken:
● Programmaheader
● Programmablokken
● Programma-einde
Deze deelbereiken vormen samen een werkplan.
Programmaheader
De programmaheader bevat parameters die over het volledige programma actief zijn, zoals
bijv. afmetingen van het basismateriaal of terugtrekvlakken.
Programmablokken
In de programmablokken definieert u de afzonderlijke bewerkingsstappen. Daarbij geeft u
o.a. technologiegegevens en posities op.
Gekoppelde blokken
Bij de functies "Contourdraaien", "Contourfrezen", "Frezen" en "Boren" programmeert u
technologieblokken en contouren of positioneerblokken afzonderlijk. Deze
programmablokken worden door de besturing automatisch gekoppeld en in het werkplan
door vierkante haakjes verbonden.
In de technologieblokken geeft u op hoe en onder welke vorm de bewerking moet worden
uitgevoerd, bijv. eerst centreren en dan boren. In de positieblokken bepaalt u de posities
voor de boor- of freesbewerkingen, bijv. boringen op een volledige cirkel op het kopvlak
positioneren.
Programma-einde
Het programma-einde geeft aan de machine aan dat de bewerking van het werkstuk is
beëindigd. Bovendien kunt u hier instellen of de bewerking van het programma wordt
herhaald.
Opmerking
Aantal werkstukken
Via het venster "Tijden, teller" kunt u het aantal vereiste werkstukken invoeren.
Zie ook
Aantal stuks invoeren (Pagina 215)
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Shop-Turn programma maken
7.3 Programma-opbouw
195