Technologische functies programmeren (cycli)
8.3 Contourdraaien
Parameters
Beschrijving
Z
Startpunt Z (abs)
X
Startpunt X ∅ (abs)
Extra
Voor elk contourelement kunt u extra commando's in de vorm van G-code invoeren.
commando's
Extra commando's (max. 40 tekens) moet u in het uitgebreide parametervenster
(softkey "Alle parameters") invoeren. Bij Startpunt is de softkey steeds aanwezig, alleen
bij de invoer van verdere contourelementen moet de softkey worden ingedrukt.
Via extra G-codecommando's kunt u bijvoorbeeld voeding en M-commando's
programmeren. U moet er echter voor zorgen dat de extra commando's niet met de
gegenereerde G-code van de contour in conflict komen en dat ze geschikt zijn voor de
gewenste bewerking. Gebruik daarom geen G-codecommando's van de groep 1 (G0,
G1, G2, G3), geen coördinaten in het vlak en geen G-codecommando's waarvoor een
eigen blok vereist is.
Bij het nabewerken van de contour wordt met baanbesturingsmodus (G64) verplaatst.
Dit betekent dat contourovergangen zoals hoeken, afschuiningen of radii eventueel niet
nauwkeurig worden bewerkt.
Wanneer u dat wilt voorkomen, heeft u de mogelijkheid om bij de programmering extra
commando's te gebruiken.
Voorbeeld: Programmeer voor een contour eerst de rechte X-evenwijdig en voer voor
de parameter extra commando "G9" (precieze stop per blok) in. Programmeer
vervolgens de rechte Z-evenwijdig. De hoek wordt nauwkeurig bewerkt omdat de
voeding aan het einde van de rechte X-evenwijdig gedurende korte tijd nul is.
Aanwijzing:
De extra commando's zijn alleen actief bij het nabewerken!
308
3.
Druk de softkeys "Contour" en "Nieuwe contour" in
Het invoervenster "Nieuwe contour" wordt geopend.
4.
Voer een naam in voor de nieuwe contour. De contournaam moet uniek
en ondubbelzinnig zijn.
5.
Druk op de softkey "Overnemen".
Het invoervenster voor het startpunt van de contour wordt geopend.
Voer de afzonderlijke contourelementen in (zie hoofdstuk
"Contourelementen maken").
Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0
Eenheid
mm
mm
Draaien