Programmeerbare tastcycli | Tastcycli Gereedschappen automatisch meten
Cyclusparameters
Helpscherm
Voorbeeld; nieuw formaat
11 TOOL CALL 12 Z
12 TCH PROBE 482 GEREEDSCH.-RADIUS ~
Q340=+1
Q260=+100
Q341=+1
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
Parameter
Q340 Modus gereedschapsmeting (0-2)?
Vastleggen of en hoe de gemeten gegevens in de gereed-
schapstabel moeten worden ingevoerd.
0: de gemeten gereedschapsradius wordt in de gereed-
schapstabel TOOL.T in geheugen R opgeslagen en de
gereedschapscorrectie DR=0 wordt ingesteld. Als in TOOL.T
al een waarde is vastgelegd, wordt deze overschreven.
1: De gemeten gereedschapsradius wordt met de gereed-
schapsradius R uit TOOL.T vergeleken. De besturing
berekent de afwijking en voert deze afwijking als deltawaarde
DR in TOOL.T in. De afwijking is bovendien beschikbaar in Q-
parameter Q116. Indien de deltawaarde hoger is dan de voor
de gereedschapsradius toelaatbare slijt- of breuktolerantie,
blokkeert de TNC het gereedschap (status L in TOOL.T)
2: De gemeten gereedschapsradius wordt met de gereed-
schapsradius uit TOOL.T vergeleken. De besturing berekent
de afwijking en slaat deze op in Q-parameter Q116. Er wordt
geen gegeven ingevoerd in de gereedschapstabel onder R of
DR.
Invoer: 0, 1, 2
Q260 Veilige hoogte?
Positie in de spilas invoeren waarbij een botsing met
werkstukken of spanmiddelen uitgesloten is. De veilige
hoogte is gerelateerd aan het actieve referentiepunt van het
werkstuk. Wanneer de veilige hoogte zo klein is ingevoerd,
dat de gereedschapspunt onder de bovenkant van de schotel
zou komen te liggen, positioneert de besturing het gereed-
schap automatisch boven de schotel (veiligheidszone uit
safetyDistStylus).
Invoer: –99999,9999...+99999,9999
Q341 Snijkanten meten? 0=nee/1=ja
Vastleggen of een meting van de afzonderlijke snijkanten
uitgevoerd moet worden (maximaal 20 snijkanten meetbaar)
Invoer: 0, 1
;CONTROLEREN ~
;VEILIGE HOOGTE ~
;SNIJKANTEN METEN
31
1957