Noodsituaties
Uw auto is uitgerust met een nooduit-
rusting waarmee u kunt inspelen op
noodsituaties.
Brandblusser
Als er sprake is van een kleine brand
en u weet hoe u de brandblusser moet
gebruiken, volg dan zorgvuldig onder-
staande stappen.
1. Trek de veiligheidspen aan de
bovenkant van de brandblusser, die
voorkomt dat de hendel per ongeluk
ingedrukt wordt, los.
2. Richt de straalpijp op de basis van
de vlammen.
3. Ga op over 2,5 m van het vuur staan
en knijp de hendel dicht om de blus-
ser te activeren. Als u de hendel
loslaat, stopt het blussen.
4. Beweeg de straalpijp heen en weer
richting de basis van de vlammen.
Kijk zorgvuldig of het vuur echt
gedoofd is omdat het weer op kan
laaien.
Eerstehulpset
De EHBO-set bevat spullen voor het
verlenen van eerste hulp, zoals een
schaar, verband en pleisters.
Gevarendriehoek
Plaats de gevarendriehoek op de weg
om naderend verkeer te waarschuwen
als de auto door problemen tot stilstand
is gekomen langs de kant van de weg.
8-36
Bandenspanningsmeter
(indien van toepassing)
Het is normaal dat banden wat lucht
verliezen tijdens dagelijks gebruik en
het is mogelijk dat u regelmatig wat
lucht moet toevoegen. Controleer de
bandenspanning altijd bij koude ban-
den, omdat de bandenspanning bij een
hogere temperatuur toeneemt.
Neem de volgende stappen om de ban-
denspanning te controleren:
1. Draai de ventieldopje, die zich op de
velg van de band bevindt, los.
2. Houd
de
bandenspanningsmeter
aangedrukt op het ventiel. Bij het
plaatsen van de bandenspannings-
meter ontsnapt er wat lucht en als de
meter niet goed aangedrukt wordt,
ontsnapt er nog meer.
3. De bandenspanningsmeter wordt
geactiveerd wanneer u deze stevig
en zonder lucht te laten ontsnappen
aandrukt.
4. Lees de bandenspanning af op de
meter om te weten te komen of de
bandenspanning laag of hoog is.
5. Breng de band op de voorgeschre-
ven bandenspanning. Zie "Banden
en wielen" in hoofdstuk 2.
6. Plaats de ventieldopje.