WAARSCHUWING
Om verminder het risico op ernstig
letsel of overlijden door:
• Controleer ALTIJD de omgeving
rond de auto op de aanwezigheid
van anderen, in het bijzonder kin-
deren, alvorens u de transmissie
in stand D (Rijden) of R (Achteruit)
zet.
• Controleer altijd of stand N (neu-
traal) is ingeschakeld, trek de par-
keerrem volledig aan en zet dan
het contact in stand LOCK/OFF
voordat u de auto verlaat. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet wor-
den opgevolgd, kan de auto onver-
wacht en plotseling in beweging
komen.
• Rem op een glad wegdek niet snel
af op de motor (schakelen vanuit
een hoge naar een lage versnel-
ling). Anders kan de auto in een
slip raken en een ongeval veroor-
zaken.
De schakelstandindicator in het instru-
mentenpaneel geeft, als het contact in
stand ON staat, aan in welke stand de
versnellingshendel staat.
WAARSCHUWING
• Controleer altijd of stand N is inge-
schakeld, trek de parkeerrem vol-
ledig aan en zet de motor uit voor-
dat u de auto verlaat.
• Gebruik stand N niet in plaats van
de parkeerrem.
Geautomatiseerde
handmatige transmis-
sie waarschuwingsin-
dicator
Trap Rempedaal
De motor kan alleen worden gestart als
de versnellingshendel in de stand N
(Neutraal) staat en het rempedaal is
ingedrukt.
Geautomatiseerde
handmatige transmis-
sie (AMT) waarschu-
wingslampje
Koppeling oververhit
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat
de koppeling oververhit is. Dit verschijnt
een tijdje wanneer het contactslot wordt
ingeschakeld. Het controlelampje gaat
branden wanneer de geschatte tempe-
ratuur van de koppeling een grens-
waarde bereikt.
06
6-21