Rijden met uw auto
Motor starten
WAARSCHUWING
• Draag altijd geschikte schoenen
tijdens
het
rijden.
schoeisel, zoals hoge hakken, ski-
botten,
sandalen,
etc., kunnen het gebruik van rem-
en gaspedaal belemmeren.
• Start de auto niet terwijl het gaspe-
daal wordt ingetrapt. De auto kan
in beweging komen, wat kan leiden
tot een ongeval.
• Wacht totdat het motortoerental
normaal is. De auto kan plotseling
in beweging komen als het rempe-
daal wordt losgelaten bij een hoog
toerental.
Auto met Handmatige Transmissie:
1. Controleer of de parkeerrem is geac-
tiveerd.
2. Zorg ervoor dat de versnellingshen-
del in N (neutraal) staat.
3. Trapt u het koppelingspedaal en het
rempedaal in.
4. Zet het contactslot in stand START.
Houdt het sleutel (maximum 10
seconden) totdat de motor aanslaat
en laat de sleutel.
6-8
Auto met geautomatiseerde handmati-
ge transmissie:
1. Controleer of de parkeerrem is geac-
2. Zorg ervoor dat de versnellingshen-
Ongeschikt
3. Trap het rempedaal stevig in.
teenslippers,
4. Zet het contact in stand START.
i
• Breng de motor niet op bedrijfstem-
• Start de auto altijd met de voet op
tiveerd.
del in N (neutraal) staat.
Houdt het sleutel (maximum 10
seconden) totdat de motor aanslaat
en laat de sleutel. De motor kan
alleen worden gestart als de versnel-
lingshendel in de stand N (Neutraal)
staat.
Informatie
peratuur door hem stationair te laten
draaien. Ga rijden met gematigde
motortoerentallen. (Vermijd krach-
tig accelereren en vertragen.)
het rempedaal. Start de auto niet ter-
wijl het gaspedaal wordt ingetrapt.
Voer het toerental van de motor niet
te hoog op als de motor nog aan het
opwarmen is.