• U kunt de toestemminginstellingen
wijzigen via het Bluetooth-instellin-
genmenu van de mobiele telefoon.
Raadpleeg voor meer informatie de
gebruikershandleiding
mobiele telefoon.
• Om een nieuw apparaat te registre-
ren, herhalen de stappen 1 tot en
met 3.
• Als u de automatische Bluetooth-
verbindingsfunctie gebruikt, kan een
gesprek
worden
naar de handsfree van het voertuig
wanneer u de telefoon in de buurt
van het voertuig opneemt terwijl de
motor van het voertuig aan staat. Als
u niet wilt dat het systeem automa-
tisch verbinding maakt met het
apparaat, deactiveert u de Bluetooth
op uw apparaat.
• Wanneer een apparaat via Bluetooth
met het systeem is verbonden, raakt
de accu van het apparaat mogelijk
sneller leeg.
Verbinding maken met een
gekoppeld apparaat
Om een Bluetooth-apparaat op uw sys-
teem te gebruiken, verbindt u het
gekoppelde apparaat op het systeem.
Uw systeem kan slechts met één appa-
raat tegelijk worden verbonden.
1. Vanuit het bedieningspaneel, drukt u
op de knop [PHONE] en selecteert
Telefooninstellingen
apparaten.
• Als er geen apparaat verbonden
is, drukt u op de toets bellen/
beantwoorden op het stuurwiel.
2. Draai de knop [TUNE] om het appa-
raat te selecteren waar u verbinding
mee wilt maken en druk vervolgens
de knop in.
• Als een ander apparaat al met uw
systeem is verbonden, koppelt u
het los. Selecteer het verbonden
apparaat om los te koppelen.
van
uw
doorgeschakeld
Gekoppeld
AANWIJZING
• Als een verbinding eindigt omdat een
apparaat buiten het verbindingsbe-
reik is of als er een apparaatfout
optreedt, wordt de aansluiting auto-
matisch hersteld wanneer het appa-
raat het verbindingsbereik binnen-
gaat of wanneer de fout wordt gewist.
• Afhankelijk van de prioriteit van de
automatische verbinding, kan het
enige tijd duren voordat de verbin-
ding met een apparaat tot stand is
gebracht.
De verbinding met een apparaat
verbreken
Als u het gebruik van een Bluetooth-
apparaat wilt stoppen of een ander
apparaat wilt verbinden, koppelt u het
momenteel verbonden apparaat los.
1. Vanuit het bedieningspaneel, drukt u
op de knop [PHONE] en selecteert
Telefooninstellingen
apparaten.
2. Draai aan de [TUNE]-knop om het
momenteel aangesloten apparaat te
selecteren en druk vervolgens op de
knop.
3. Druk op de toets [1 RPT] om Ja te
selecteren.
Gekoppelde apparaten verwijderen
Als u niet langer wilt dat een Bluetooth-
apparaat wordt gekoppeld of als u een
nieuw apparaat wilt verbinden wanneer
de lijst met Bluetooth-apparaten vol is,
verwijdert u gekoppelde apparaten.
1. Vanuit het bedieningspaneel, drukt u
op de knop [PHONE] en selecteert u
Telefooninstellingen
apparaten.
2. Draai de knop [TUNE] om het appa-
raat te selecteren dat u wilt verwijde-
ren en druk vervolgens de knop in.
3. Druk op de toets [1 RPT] om Ja te
selecteren.
05
Gekoppeld
Verwijder
5-111