Rijden met uw auto
Motor starten
WAARSCHUWING
• Draag altijd geschikte schoenen
tijdens
het
rijden.
schoeisel, zoals hoge hakken, ski-
botten,
sandalen,
etc., kunnen het gebruik van rem-
en gaspedaal belemmeren.
• Start de auto niet terwijl het gaspe-
daal wordt ingetrapt.
De auto kan in beweging komen,
wat kan leiden tot een ongeval.
• Wacht totdat het motortoerental
normaal is. De auto kan plotseling
in beweging komen als het rempe-
daal wordt losgelaten bij een hoog
toerental.
i
Informatie
• De motor zal alleen starten door te
drukken op de Motor Start/Stop
knop wanneer de Smart Key zich in
de auto bevindt.
• Zelfs als de Smart Key zich in de
auto bevindt, maar op enige afstand
van de bestuurder, zal de motor
mogelijk niet aanslaan.
• Wanneer de Engine Start/Stop knop
in stand ACC of ON staat, wordt
door het systeem gecontroleerd of de
Smart Key aanwezig is als een por-
tier open is. Als de Smart Key zich
niet in de auto bevindt, gaat het
lampje "
" knipperen en de waar-
schuwing "Key not in vehicle" gaat
branden en als alle portieren zijn
gesloten, klinkt de zoemer ook gedu-
rende ongeveer 5 seconden. Houd de
Smart Key in het voertuig als u de
ACC positie gebruikt of als de motor
ON is.
6-12
Auto met Handmatige Transmissie:
1. Zorg dat u altijd de Smart Key bij u
2. Controleer of de parkeerrem is geac-
Ongeschikt
3. Zorg ervoor dat de versnellingshen-
teenslippers,
4. Trapt u het koppelingspedaal en het
5. Druk de Engine Start/Stop knop in.
Auto met geautomatiseerde handmati-
ge transmissie:
1. Zorg dat u altijd de Smart Key bij u
2. Controleer of de parkeerrem is geac-
3. Zorg ervoor dat de versnellingshen-
4. Trap het rempedaal in.
5. Druk de Engine Start/Stop knop in.
i
• Breng de motor niet op bedrijfstem-
• Start de auto altijd met de voet op
dragen.
tiveerd.
del in N (neutraal) staat.
rempedaal in.
dragen.
tiveerd.
del in N (neutraal) staat.
De motor kan alleen worden gestart
als de versnellingshendel in de stand
N (Neutraal) staat.
Informatie
peratuur door hem stationair te laten
draaien. Ga rijden met gematigde
motortoerentallen. (Vermijd krach-
tig accelereren en vertragen.)
het rempedaal. Start de auto niet ter-
wijl het gaspedaal wordt ingetrapt.
Voer het toerental van de motor niet
te hoog op als de motor nog aan het
opwarmen is.