Onderhoud
WAARSCHUWING
Voor optimale rijeigenschappen, een
optimale wegligging en een zo laag
mogelijke bandenslijtage dient u de
banden op de aanbevolen spanning te
houden.
Een te hoge of te lage bandenspanning
kan de levensduur van de band
verkorten, een negatief effect op de
rijeigenschappen hebben en tot een
plotseling banddefect leiden waardoor
u de macht over het stuur kunt verliezen
en een ongeval kunt veroorzaken.
Een veel te lage bandenspanning
kan leiden tot ernstige
warmteontwikkeling, waardoor een
klapband, loopvlakscheiding en andere
banddefecten kunnen optreden en u
de macht over het stuur kunt verliezen.
Hierdoor kan een ernstig ongeval
plaatsvinden. Dit risico is veel hoger op
warme dagen en bij lange ritten met
hoge snelheden.
OPGELET
Een te lage bandenspanning
leidt tot overmatige slijtage,
slecht weggedrag en een
hoger brandstofverbruik. Zelfs
wielvervorming is mogelijk. Houd
de bandenspanning op het juiste
peil. Als een band vaak moet worden
opgepompt, adviseren we u deze te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Een te hoge bandenspanning
heeft een negatieve invloed op
het rijcomfort en zorgt voor een
verhoogde slijtage in het midden van
het loopvlak. Bovendien bestaat er
een grotere kans op beschadiging
door oneffenheden in het wegdek.
9-34
Bandenspanning controleren
Controleer de banden, inclusief de
reserveband, minstens eenmaal per
maand.
Controle
Gebruik een bandenspanningsmeter van
goede kwaliteit om de bandenspanning
te meten. U kunt aan de buitenkant niet
zien of de banden de juiste spanning
hebben. Met radiaalbanden kan niets mis
lijken, terwijl ze toch te weinig spanning
hebben.
Verwijder het ventieldopje
van het bandventiel. Druk de
bandenspanningsmeter stevig op
het ventiel om de spanning af te
lezen. Als de bandenspanning van
de koude band overeenkomt met de
aanbevolen spanning op het Band en
Laadinformatielabel, is er geen correctie
nodig. Als de bandenspanning te laag
is, pomp de band dan op totdat de
aanbevolen spanning wordt bereikt.
Schroef de ventieldopjes terug op de
bandventielen. Zonder het ventieldopje
kan er vuil of vocht in het ventiel komen,
wat kan leiden tot luchtlekkage. Als een
ventieldopje ontbreekt, plaats dan zo
snel mogelijk een nieuw.
Als de band te hard is opgepompt, laat
dan lucht ontsnappen door de metalen
pen in het midden van het ventiel in te
duwen. Controleer de bandenspanning
opnieuw met de bandenspanningsmeter.
Schroef de ventieldopjes terug op de
bandventielen. Zonder het ventieldopje
kan er vuil of vocht in het ventiel komen,
wat kan leiden tot luchtlekkage. Als een
ventieldopje ontbreekt, plaats dan zo
snel mogelijk een nieuw.