Stuurkolomverstelling
Wanneer u het stuurwiel in een
comfortabele stand zet, stel het dan
zo in dat het naar uw borst wijst, niet
naar uw gezicht. Zorg ervoor dat u
het instrumentenpaneel en de meters
goed kunt zien. Duw na het instellen de
stuurkolom omhoog en omlaag om te
controleren of deze weer vergrendeld is.
Stel de positie van het stuurwiel altijd in
voordat u gaat rijden.
WAARSCHUWING
Verstel de stuurkolom NOOIT tijdens
het rijden. Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen en een ongeval
veroorzaken.
Om het stuurwiel te verstellen:
1. Trek de ontgrendelingshendel (1) naar
beneden.
2. Stel het stuurwiel in de gewenste
hoek (2) en afstand naar voren/naar
achteren (3).
3. Trek de ontgrendelingshendel weer
omhoog om de stuurkolom in deze
positie te vergrendelen.
OPGELET
Tijdens het verstellen van de
stuurhoogte mag u niet hard duwen of
te trekken, aangezien de bevestiging
dan kan worden beschadigd.
Informatie
Soms grijpt de ontgrendelingshendel niet
compleet aan. Dit kan gebeuren als de
tanden van het vergrendelingsmechanisme
niet compleet in elkaar grijpen. Als dit
gebeurt, trek dan de ontgrendelingshendel
naar beneden, stel het stuurwiel weer af
en trek de ontgrendelingshendel weer
omhoog op zijn plaats.
Stuurwielverwarming
(indien van toepassing)
Type A
Type B
ONX4050070
Wanneer het contact in stand ON
staat of wanneer de motor draait,
kunt u door het indrukken van de
toets van de stuurwielverwarming de
stuurwielverwarming inschakelen.
Het controlelampje in de toets gaat
branden.
05
ONX4050008
ONX4E050139
5-25