Wanneer een apparaat via Bluetooth
met het systeem is verbonden, kan
de batterij van het apparaat sneller
ontladen.
Verbinden met een gekoppeld
apparaat
Om een bluetooth-apparaat op uw
systeem te gebruiken, moet u het
gekoppelde apparaat met het systeem
verbinden. Uw systeem kan slechts met
één apparaat tegelijkertijd verbinding
maken.
1. Druk in het bedieningspaneel op
de [PHONE]-toets en selecteer dan
Phone settings (Telefooninstellingen)
Paired devices (Gekoppelde
apparaten).
Als er geen verbonden apparaat
is, drukt u op de toets Call/Answer
(Bellen/Beantwoorden) op het
stuurwiel.
2. Draai de knop [TUNE] (Afstemmen)
om het apparaat te selecteren
waarmee u wilt verbinden en druk dan
op de knop.
Als er al een ander apparaat met
uw systeem is verbonden, moet u
de verbinding hiermee verbreken.
Selecteer het verbonden apparaat
waarmee u de verbinding wilt
verbreken.
OPMERKING
Als een verbinding wordt beëindigd
omdat een apparaat zich buiten het
verbindingsbereik bevindt of er een
apparaatfout optreedt, wordt de
verbinding automatisch hersteld
wanneer het apparaat weer binnen
het verbindingsbereik komt of
wanneer de fout wordt hersteld.
Afhankelijk van de prioriteit van de
automatische verbinding kan het een
tijd duren eer er verbinding is met
een apparaat.
De verbinding met een apparaat
verbreken
Als u het gebruik van een Bluetooth-
apparaat wilt stoppen of verbinding
wilt maken met een ander apparaat,
verbreekt u de verbinding met het
momenteel verbonden apparaat.
1. Druk in het bedieningspaneel op
de [PHONE]-toets en selecteer dan
Phone settings (Telefooninstellingen)
Paired devices (Gekoppelde
apparaten).
2. Draai de [TUNE]- knop om het
apparaat te selecteren waarmee u
verbinding maak en druk dan op de
knop.
3. Druk op de [1 RPT]-toets om Yes (Ja)
te selecteren.
Gekoppelde apparaten verwijderen
Als u niet meer wilt dat een Bluetooth-
apparaat gekoppeld is of als u een
nieuw apparaat wilt koppelen wanneer
de lijst van Bluetooth-apparaten vol is,
verwijdert u gekoppelde apparaten.
1. Druk in het bedieningspaneel op
de [PHONE]-toets en selecteer dan
Phone settings (Telefooninstellingen)
Delete devices (Apparaten
verwijderen).
2. Draai aan de knop [TUNE]
(Afstemmen) om het apparaat te
selecteren dat u wilt verwijderen en
druk dan op de knop.
3. Druk op de [1 RPT]-toets om Yes (Ja)
te selecteren.
OPMERKING
Als u een gekoppeld apparaat
verwijdert, worden de
oproepgeschiedenis en de contacten
die in het systeem zijn opgeslagen
ook verwijderd.
Als u een verwijderd apparaat
opnieuw wilt gebruiken, moet u het
apparaat weer koppelen.
05
5-141