Rijden met uw auto
Voorwaarden voor de werking
van het ISG-systeem
Het ISG-systeem werkt wanneer aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
De bestuurder heeft de
veiligheidsgordel vastgemaakt
Het bestuurdersportier en de
motorkap zijn gesloten.
Het vacuüm van de rembekrachtiger
is in orde
De accusensor is ingeschakeld en de
accu is voldoende opgeladen
De buitentemperatuur is niet te laag
of te hoog
Het voertuig rijdt met een constante
snelheid en komt tot stilstand
De klimaatregeling voldoet aan de
verwachtingen
Het voertuig is voldoende opgewarmd
De auto staat niet op een steile
helling (Behalve handgeschakelde
transmissie)
Het stuurwiel staat niet in een scherpe
hoek gedraaid
De auto staat niet op grote hoogte
De voorruitontwaseming is
uitgeschakeld
U hebt de handschakelmodus
niet geselecteerd (Behalve
handgeschakelde transmissie)
Wanneer er voldoende tijd verstreken
is na het schakelen naar R (Achteruit)
6-82
De motor zal ook in de volgende gevallen
automatisch starten, zonder dat de
bestuurder actie onderneemt:
Als het vacuüm van de
rembekrachtiger laag is.
U hebt de maximale afgezette tijd van
de motor overschreden
De airconditioning staat aan en de
aanjagersnelheid staat in de hoogste
stand.
De ruiten kunnen beslaan en de
airconditioning is ingeschakeld.
De accu bevindt zich niet binnen het
optimale werkingsbereik.
De koeling en verwarming door de
klimaatregeling werkt onvoldoende.
Wanneer u de ISG OFF-toets indrukt
terwijl de motor automatisch is
gestopt (Behalve handgeschakelde
transmissie)
De auto rijdt na stilstand.
U trapt het gas- en het rempedaal
tegelijkertijd in. (Behalve
handgeschakelde transmissie)
De veiligheidsgordel komt los
of het bestuurdersportier staat
open (Behalve handgeschakelde
transmissie).
Het groene controlelampje AUTO STOP
(
) op het instrumentenpaneel knippert
gedurende 5 seconden.
OPMERKING
Als het ISG-systeem niet aan
de voorwaarden voor werking
voldoet, wordt het ISG-systeem
uitgeschakeld.