Veiligheidssysteem
WAARSCHUWING
Rijd NOOIT met een naar achteren
geklapte rugleuning.
Als de rugleuning te ver achterover
staat, neemt de kans op letsel bij een
aanrijding of een noodstop aanzienlijk
toe.
Bestuurder en passagiers moeten
ALTIJD goed in hun stoel zitten, de
gordel op de juiste manier dragen en
de rugleuning zo ver mogelijk rechtop
zetten.
De veiligheidsgordel moet strak over
uw heupen en borst lopen voor een
maximale effectiviteit. Als de rugleuning
achterover gekanteld is, kan de
schoudergordel zijn beschermende
functie niet correct uitvoeren omdat
deze niet strak over uw borst loopt.
In plaats daarvan hangt deze voor
u. Bij een ongeval kunt u tegen de
veiligheidsgordel aan geslingerd worden,
waardoor u nekletsel of ander letsel kunt
oplopen.
Hoe verder de rugleuning achterover
staat, hoe groter de kans is dat de
inzittende bij een aanrijding onder het
heupgedeelte van de gordel door schiet
of dat de nek in aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.
3-8
Stoelhoogte
Om de zittinghoogte te wijzigen:
Duw de hendel een aantal maal
omlaag om de zitting lager af te
stellen.
Trek de hendel een aantal maal
omhoog om de zitting hoger af te
stellen.
Lendensteun
(bestuurdersstoel, indien van toepassing)
De lendensteun kan worden
versteld door de schakelaar van de
lendensteun in te drukken.
Druk op de voorzijde (1) van de
schakelaar voor meer steun en op de
achterzijde (2) voor minder steun.
ONX4E030075
ONX4E030076