Veiligheidssysteem
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid
Passagiers mogen tijdens het rijden
niet uit de stoel stappen of van
stoel wisselen. Een passagier die
tijdens een botsing of noodstop geen
veiligheidsgordel draagt, kan tegen de
binnenkant van het voertuig of tegen
andere inzittenden worden gegooid, of
uit het voertuig worden geslingerd.
Gebruik geen accessoires op
veiligheidsgordels. Apparaten die
beweren het comfort van de inzittende
te verbeteren of de veiligheidsgordel te
verplaatsen, kunnen de bescherming
van de veiligheidsgordel verminderen en
de kans op ernstig letsel bij een botsing
vergroten.
Wijzig de voorstoelen niet. Modificaties
aan de voorstoelen kunnen de werking
van de sensoren of zijairbags van het
aanvullend veiligheidssysteem nadelig
beïnvloeden.
Plaats geen voorwerpen onder de
voorstoelen. Voorwerpen onder de
voorstoelen kunnen de werking van
de sensoren en de bedrading van het
aanvullend veiligheidssysteem nadelig
beïnvloeden.
Stoot niet tegen de portieren. Stoot
niet tegen de portieren als de Engine
start/stopknop in de On of START stand
staat omdat de airbags hierdoor kunnen
opblazen.
Monteren van accessoires of
modificaties aan uw met airbags
uitgeruste auto
Als u uw auto wijzigt door het frame,
het bumpersysteem, de voorkant of
zijbeplating van de auto of de rijhoogte
te veranderen, kan dit de werking van het
airbagsysteem van uw auto beïnvloeden.
3-66
Waarschuwingslabel airbag
Het waarschuwingslabel van de
airbags is bedoeld om de passagiers te
waarschuwen voor de mogelijke gevaren
van het airbagsysteem.
Lees alle informatie over de airbags van
uw auto in dit instructieboekje.
ODN8039057L