Rijden met uw auto
WAARSCHUWING
Als het 4WD -waarschuwingslampje
(
) op het instrumentenpaneel blijft
branden, is er mogelijk sprake van een
storing in het 4WD-systeem. Wanneer
het 4WD waarschuwingslampje
(
) gaat branden, adviseren wij
u om de auto zo snel mogelijk te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
Handhaaf de modus 4WD Auto bij
het rijden op wegen onder normale
omstandigheden.
Bij het rijden onder normale
wegomstandigheden (vooral in
de bochten) kan de bestuurder
in de modus 4WD Lock geringe
mechanische trillingen of geluiden
opmerken. Dit is een zeer normaal
verschijnsel en geen defect.
Wanneer de modus 4WD Lock wordt
uitgeschakeld, verdwijnen dergelijke
geluiden of trillingen onmiddellijk.
OPGELET
Schakel bij het rijden op normale
wegen de stand 4WD LOCK uit door
op de toets 4WD LOCK te drukken (het
controlelampje gaat uit). Als de stand
4WD LOCK is ingeschakeld terwijl u
op normale wegen rijdt, kunnen er
(met name bij het nemen van bochten)
mechanische bijgeluiden en trillingen
worden geproduceerd. De bijgeluiden
en trillingen verdwijnen als de stand
4WD LOCK wordt uitgeschakeld.
Sommige onderdelen in de aandrijflijn
kunnen echter wel beschadigd raken
als er langdurig bijgeluiden en trillingen
worden geproduceerd.
6-72
OPMERKING
Als u de modus 4WD LOCK uitschakelt,
kunt u een schokje voelen als het volle
vermogen op de voorwielen wordt
gezet.
Veilig rijden met vierwielaandrijving
Vóór het rijden
Zorg dat alle passagiers
veiligheidsgordels dragen.
Ga rechtop en dichter tegen het
stuurwiel zitten dan gewoonlijk.
Zet het stuurwiel in een stand die u
toelaat om comfortabel te rijden.
Op besneeuwd of bevroren wegdek rijden
Start traag door het gaspedaal
zachtjes in te drukken
Gebruik winterbanden of
sneeuwkettingen.
Bewaar een veilige afstand tussen uw
auto en het voertuig voor u.
Rem op de motor om vaart te
minderen.
Vermijd te snel rijden, snel optrekken,
plotseling remmen en scherpe
bochten om slippen te voorkomen.
Rijden in zand of modder
Handhaaf een lage en constante
snelheid.
Gebruik desnoods kettingen om door
modder te rijden.
Bewaar een veilige afstand tussen uw
auto en het voertuig voor u.
Rijd minder hard en controleer altijd
de toestand van het wegdek.
Vermijd te snel rijden, snel optrekken,
plotseling remmen en scherpe
bochten om te voorkomen dat u vast
komt te zetten.