Functionele veiligheid
8
Gegevensuitwisseling met bovenliggende besturing
Vereisten voor de FSoE-parametrering
Vereiste voor het FSoE-adres
Vereisten voor verbindings-ID
FSoE-watchdogtijd
8.8.4
Veiligheidsprotocol CIP Safety™
308
Technische handleiding – MOVITRAC
De gebruiker van FSoE moet ervoor zorgen dat het F-adres tussen 1 en 65535 ligt en
uniek is in een communicatiedomein. Een communicatiedomein is een logisch net-
werk waarbinnen de veiligheidsgerelateerde berichten worden getransporteerd. Het
mag niet mogelijk zijn de berichten buiten dit netwerk te transporteren. De F-adressen
zijn ingesteld in de master en de slave.
De gebruiker van FSoE moet ervoor zorgen dat de verbindings-ID in een communica-
tiedomein uniek is. Een communicatiedomein is een logisch netwerk waarbinnen de
veiligheidsgerelateerde berichten worden getransporteerd. Het mag niet mogelijk zijn
de berichten buiten dit netwerk te transporteren. De verbindings-ID is ingesteld in de
master.
De bewakingstijd van de FSoE-verbinding moet in de master worden ingesteld. Het
waardebereik is 24 ms tot 60000 ms.
Voor communicatie via CIP Safety™ moet de veiligheidsoptie (doel) via EtherNet/IP™
verbonden zijn met een fail-safe besturing (F-opdrachtgever).
CIP Safety™-gegevensuitwisseling met MOVISAFE
Voor de gegevensuitwisseling via CIP Safety™ tussen de veiligheidsoptie en een fail-
safe besturing heeft de CSB-veiligheidsoptie de moduleaanduiding "Safety Output" en
"Safety Input" met de volgende procesdatatoewijzing:
•
Profielvariant "Technology"
– 16 byte invoergegevens
De eerste 4 bytes bevatten de gebruiksdata van het FS-protocolprofiel, de res-
terende bytes zijn nodig voor de IO-veiligheidsverbinding.
– 14 bytes van uitgangsgegevens
De eerste 3 bytes bevatten de gebruiksdata van het FS-protocolprofiel, de res-
terende bytes zijn nodig voor de IO-veiligheidsverbinding
CIP Safety™-gegevensuitwisseling met MOVISAFE
Voor de gegevensuitwisseling via CIP Safety™ tussen de veiligheidsoptie en een
overkoepelende besturing heeft de veiligheidsoptie CSL de moduleaanduiding "Safety
Output" en "Safety Input" met de volgende procesdatatoewijzing:
•
Profielvariant "Technology"
– 20 byte invoergegevens
De eerste 6 bytes bevatten de gebruiksdata van het FS-protocolprofiel, de res-
terende bytes zijn nodig voor de IO-veiligheidsverbinding.
– 18 byte invoergegevens
De eerste 5 bytes bevatten de gebruiksdata van het FS-protocolprofiel, de res-
terende bytes zijn nodig voor de IO-veiligheidsverbinding.
•
Profielvariant "System"
®
advanced
®
CSB
®
CSL